C-391/24  Nolgers

Contentverzamelaar

C-391/24  Nolgers

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    21 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    7 oktober 2024

Trefwoorden: tenuitvoerlegging vonnis, invrijheidstelling onder toezicht

Onderwerp:  Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen.

Feiten:
Deze zaak gaat over persoon ‘LZ’ die in de gevangenis van Leuven zit vanwege seksuele problematiek met onder andere minderjarigen. LZ heeft een Nederlandse nationaliteit, maar is in België geboren en opgegroeid. In de gevangenis is er onderzoek gedaan naar of hij in vrijheid gesteld kon worden onder toezicht. In bepaalde gevallen is dit mogelijk als het gevaar ervan wordt ondervangen door het opleggen van bijzondere voorwaarden. De gevangenisdirectie en het openbaar ministerie hebben een negatief advies uitgebracht voor het in vrijheid stellen van LZ onder toezicht. Het is namelijk noodzakelijk dat LZ een langdurige residentiële behandeling krijgt voor zijn seksuele problematiek. Hij kan echter in België niet geholpen worden vanwege het ontbreken van een verblijfsrecht, en hij kan ook niet naar Nederland worden overgedragen voor een behandeling daar. Dit zou namelijk een vrijheidsbenemende sanctie inhouden en die is niet overdraagbaar op grond van het toepasselijke Kaderbesluit. LZ heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing om hem niet in vrijheid te stellen onder toezicht.

Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af indien de invrijheidstelling onder toezicht wordt toegekend met bijzondere voorwaarden, waarbij LZ zich moet laten behandelen voor zijn seksuele problematiek, Nederland dan verplicht is om dit vonnis te erkennen en ten uitvoer te leggen, rekening houdend met het feit dat LZ de Nederlandse nationaliteit heeft. Daarnaast wenst de verwijzende rechter te vernemen of deze verplichting ook geldt in het geval dat de bijzondere voorwaarde inhoudt dat LZ van een gevangenis in België overgebracht moet worden naar een gesloten instelling in Nederland.

Prejudiciële vragen:
Moet het Kaderbesluit 2008/947/JBZ (Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen) zo worden geïnterpreteerd dat, indien België in het kader van de terbeschikkingstelling een vonnis uitspreekt waarbij aan de veroordeelde een invrijheidstelling onder toezicht wordt toegekend met bijzondere voorwaarden, en dit vonnis door de bevoegde Belgische autoriteit samen met het -in het Kaderbesluit bedoelde- certificaat wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit in Nederland, Nederland dit vonnis moet erkennen en ten uitvoer leggen, door onder meer toe te zien op de correcte naleving van de bijzondere voorwaarden, daarbij rekening houdende met het gegeven dat de veroordeelde de Nederlandse nationaliteit heeft en naar Nederland wenst terug te keren? 

Geldt dat ook wanneer als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat de veroordeelde zich in Nederland residentieel dient te laten behandelen voor zijn seksuele problematiek en vanuit de gevangenis naar een gesloten instelling in Nederland moet worden overgebracht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV