C-392/23 Rustrans
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 september 2023 Schriftelijke opmerkingen: 21 oktober 2023
Trefwoorden: visserij, financieringen, onregelmatigheden
Onderwerp:
- Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad: artikel 48, lid 1, onder c);
- Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad: artikelen 4, 69 en 125; en
- Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012: artikel 33.
Feiten:
De verzoekende partij, SC Rustrans SRL (hierna: Rustrans), heeft in november 2022 bij de rechter in tweede aanleg een verzoekschrift ingediend in geding tegen de verwerende partij, de Minister van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (hierna: DGP AM POPAM) en verzocht om nietigverklaring van proces-verbaal nr. 292304/19.10.2022 houdende constatering van onregelmatigheden, vaststelling van begrotingsvorderingen en om bevrijding van de schuld. Rustrans heeft bij de DGP AM POPAM een financieringsaanvraag ingediend voor de uitvoering van een project en hier is een financieringsovereenkomst voor gesloten. Bij proces-verbaal nr. 292304/19.10.2022 inzake constatering van onregelmatigheden en vaststelling van begrotingsvorderingen zijn onregelmatigheden geconstateerd op grond van een nationale noodvordering met betrekking tot het rechtstreekse verband tussen de bijdrage in natura en de gefinancierde concrete actie. Tevens zijn onregelmatigheden geconstateerd met betrekking tot niet-subsidiabele uitgaven in verband met de grond en/of bouwwerken die door de begunstigde waren ingebracht als bijdrage in natura, in de zin dat de in artikel 69, lid 1, van verordening nr. 1303/2013 vastgestelde grens van 10 % is overschreden. Het proces-verbaal is opgesteld na controles op aanbeveling van DG MARE van de Europese Commissie, die in 2021 een onregelmatigheid in de uitgaven heeft gevonden in verband met de bijdrage in natura van grond en bouwwerken door de begunstigden van de gefinancierde projecten, namelijk dat het maximum van 10 % van de totale uitgaven voor het project of de concrete actie was overschreden, en in verband met het gebrek aan samenhang tussen de bijdrage in natura en de gefinancierde concrete actie vanuit het oogpunt van het beginsel van goed financieel beheer dat is neergelegd in artikel 4, artikel 125, lid 1, van verordening nr. 1303/2013 en artikel 33 van verordening nr. 1046/2018, alsook dat van het efficiëntiebeginsel dat is neergelegd in artikel 48, lid 1, onder c), van verordening nr. 508/2014. Deze controles van de Europese Commissie hebben geleid tot een definitief auditverslag.
Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat de standpunten van de Commissie en de Roemeense Staat uiteenliepen bij de beoordeling of het beginsel van goed financieel beheer en het efficiëntiebeginsel in acht zijn genomen door het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de bijdrage in natura en de gefinancierde concrete actie. Door de partijen werd namelijk verschillend onderbouwd welke kosten noodzakelijk zijn voor de modernisering van de bestaande aquacultuureenheden. Ten tijde van de toekenning van de middelen heeft de Roemeense Staat zich net als Rustrans op het standpunt gesteld dat een viskwekerij zowel productiemiddelen als grond en bouwwerken nodig heeft om het gestelde doel van een hoger productievolume te bereiken. De verwerende partij, DGP AM POPAM, heeft zich naar aanleiding van de bindende conclusies van de Europese Commissie op het standpunt gesteld dat de onroerende goederen niet rechtstreeks verband houden met het moderniseringsproces, aangezien de aankoop van door het project gefinancierde uitrusting geen betrekking heeft op de bouwwerken en de grond die in natura zijn ingebracht. Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en het efficiëntiebeginsel zijn op grond van deze bepaling alleen de kosten subsidiabel die noodzakelijk zijn voor de modernisering van de bestaande aquacultuureenheden en daarmee verband houden. De kosten in verband met grond en bouwwerken worden niet als subsidiabel beschouwd voor de gefinancierde activiteit, aangezien zij niet noodzakelijk zijn om de bijbehorende doelstelling te bereiken.
De verwijzende rechter vraagt tevens om toelichting over de overschrijding van het maximum van 10% in artikel 69, lid 1, van verordening nr. 1303/2013, waarbij moet worden vastgesteld of dit maximum van 10% alleen betrekking heeft op grond of ook op bouwwerken, en of dat maximum slechts geldt voor bepaalde concrete acties. Volgens de verwijzende rechter komen uiteenlopende standpunten voort uit de nationale wetgeving en betreffen de wijze waarop het Unierecht wordt toegepast.
Prejudiciële vragen:
1) Vormt de bijdrage in natura van grond rondom vijvers, visteeltvoorzieningen en betonnen bekkens alsook de bouwwerken op deze grond met het oog op modernisering van een aquacultuureenheid door investeringen overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder c), van verordening nr. 508/2014 een subsidiabele uitgave in de zin van artikel 69 van verordening nr. 1303/2013, indien de aquacultuureenheid wordt gemoderniseerd door de aankoop van uitrusting, machines en voorzieningen voor de viskwekerij?
2) Moet artikel 48, lid 1, onder c), van verordening nr. 508/2014, gelezen in samenhang met de bepalingen betreffende het beginsel van goed financieel beheer in de artikelen 4 en 125 van verordening nr. 1303/2013 alsook artikel 33 van verordening nr. 2018/1046, aldus worden uitgelegd dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen enerzijds de modernisering van een aquacultuureenheid door middel van uitgaven voor de aankoop van uitrusting, machines en voorzieningen voor een viskwekerij op de betreffende grond en anderzijds de bijdrage in natura van grond met betonnen vijvers, grond met visteeltvijvers, grond met betonnen bekkens en de bouwwerken op al die grondstukken?
3) Geldt het in artikel 69, lid 3, onder b), van verordening nr. 1303/2013 bepaalde maximum van 10 % uitsluitend voor bijdragen in de vorm van grond en onroerende goederen waarvoor een contante betaling wordt verricht met het oog op een huurovereenkomst [genoemd in artikel 69, lid 1, onder d)] of ook voor bijdragen in natura van grond en onroerende goederen die de begunstigden niet huren maar in eigendom hebben?
4) Geldt het in artikel 69 van verordening nr. 1303/2013 bepaalde maximum van 10 % uitsluitend voor bijdragen in natura van grond, of geldt dit maximum voor bijdragen in natura van grond en bouwwerken?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t.
Specifiek beleidsterrein: IenW, EZK