C-393/08 Emanuala Sbarigia tegen Azienda USL RM/A, Communa di Roma, arrest van 1 juli 2010

Contentverzamelaar

C-393/08 Emanuala Sbarigia tegen Azienda USL RM/A, Communa di Roma, arrest van 1 juli 2010

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 juli 2010 in zaak C-393/08 Emanuala Sbarigia tegen Azienda USL RM/A, Communa di Roma, Assiprofar, Associazione Sindacale Proprietari Farmacia, Ordine dei Farmacisti della Provincia di Roma.

Betrokken departementen

EL&I-EZ, VWS, V&J, BZK

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van diensten – vrijheid van vestiging – vrij verkeer van goederen – winkeltijden – ontheffing – toeristisch gebied - apotheken

Beleidsrelevantie
Deze uitspraak is relevant voor thans aanhangige wetsvoorstellen tot wijziging van de Winkeltijdenwet en de rechtszaak aanhangig bij de Afdeling bestuursrechtspraak over het toeristisch regime in de gemeente Westland. Het Nederlandse regime betreffende winkeltijden en ontheffingen voor toeristische gebieden is vergelijkbaar met het Italiaanse regime betreffende de winkeltijden voor apotheken. Gelet op het oordeel van het Hof kan worden geconcludeerd dat het Nederlandse regime niet strijdig is met het vrij verkeer van diensten, de vrijheid van vestiging noch het vrij verkeer van goederen. Er is bij een beperking van winkeltijden waarbij voor als toeristisch aangemerkte gebieden uitzonderingen mogelijk zijn, in beginsel geen sprake is van een belemmering van deze vrijheden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

In zaak C-393/08 staat het wettelijke regime van de Italiaanse regio Lazio centraal betreffende onder meer openingstijden, wekelijkse sluiting en jaarlijkse vakanties van apotheken, met een ontheffingensysteem voor apotheken gelegen in een specifiek aangewezen toeristisch gebied.
Sbarigia is eigenares van een apotheek in het historisch stadscentrum van Rome (regio Lazio). In juli en augustus neemt het aantal klanten toe en Sbarigia verzoekt daarom bij de bevoegde lokale autoriteit om afwijking van de jaarlijkse sluitingsperiode volgens het ontheffingensysteem zoals neergelegd in de regelgeving van de regio Lazio. Het verzoek wordt afgewezen en Sbarigia start een gerechtelijke procedure. De Italiaanse bestuursrechter stelt het Hof prejudiciële vragen over o.a. de verenigbaarheid van de regelgeving van Lazio met de vrije mededinging gewaarborgd in artikelen 81 t/m 86 EG (101 t/m 106 VWEU) en het vrij verrichten van diensten artikel 49 EG (56 VWEU).
Het Hof is van oordeel dat het vrij verkeer van diensten in deze zaak irrelevant is. Het Hof merkt daarbij wel op, onder verwijzing naar de conclusie van de AG en vaste jurisprudentie, dat een onderdaan van een lidstaat die op duurzame wijze een beroepsactiviteit uitoefent in een andere lidstaat onder het recht van vestiging voortvloeiend uit artikel 43 EG (49 VWEU) valt en niet onder het vrij verkeer van diensten. Vervolgens stelt het Hof vast dat de betrokken apotheek inderdaad een duurzame vestiging in de voetgangerszone van het stadscentrum van Rome is en dat de eigenares ervan, gesteld dat zij onderdaan van een andere lidstaat zou zijn, reeds een duurzame beroepsactiviteit uitoefent. Het Hof concludeert dan ook dat de apotheker Sbarigia blijkbaar niet is gehinderd bij het uitoefening van haar recht ex artikel 43 EG (49 VWEU) nu zij een vestiging opende en thans exploiteert.
Voorts oordeelt het Hof dat de betrokken regeling op zichzelf of bij toepassing ervan de handel tussen lidstaten niet kan beïnvloeden in de zin van de artikelen 81 EG en 82 EG, (101 en 102 VWEU). Evenmin kan de beïnvloeding van de handel tussen lidstaten en een eventuele belemmering van het vrije verkeer van goederen ex artikel 28 EG (34 VWEU) door de betrokken regeling worden vastgesteld, aldus het Hof. In dat licht concludeert het Hof dat het verzoek om een prejudiciële beslissing niet ontvankelijk is.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau

De toepasselijkheid van de vrijheid van vestiging, artikel 49 VWEU, noch de vrijheid van diensten, artikel 56 VWEU, is volgens het Hof in deze zaak aan de orde. Het Hof gaat er blijkbaar vanuit dat Sbarigia geen hinder ondervindt bij het zich duurzaam vestigen in Rome, wanneer zij al een vestiging heeft kunnen openen en deze exploiteert. Het arrest biedt daarmee ondersteuning voor het standpunt van de Minister van Economische Zaken zoals ingenomen in de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot aanscherping van het toeristisch regime van de Winkeltijdenwet (Kamerstukken I, 2009-2010, 31 728, nr. E) dat geen sprake is van strijdigheid met het vrij verkeer van diensten. Eveneens biedt het ondersteuning voor het betoog langs dezelfde lijn in de bij de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangige zaak over de vernietiging van het ontheffingenbesluit van de gemeente Westland. De regering zal deze uitspraak in die procedure onder de aandacht van de Afdeling brengen. Ten slotte is deze zaak relevant voor de Europeesrechtelijke onderbouwing van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Van der Ham en Van Gent tot wijziging van de Winkeltijdenwet (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 412, nr. 3).

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de ministers van Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), en van Justitie. De minister van Justitie wordt verzocht het fiche door te geleiden naar de Raad voor de Rechtspraak. Een vervolgfiche is niet nodig.