C-394/25 Volta
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 12 augustus 2025 Schriftelijke opmerkingen: 29 september 2025
Trefwoorden: machtiging tot voorlopig verblijf, gezinshereniging, onderscheid naar nationaliteit
Onderwerp: Richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn): artikel 3, lid 4, onder a) en lid 5, artikel 7, lid 2; Handvest van de Grondrechten EU: artikelen 7, 20, 21 en 52.
In Nederland kan de minister van Asiel en Migratie een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging weigeren als een vreemdeling voor zijn komst naar Nederland niet voldoet aan het inburgeringsvereiste in het buitenland. Vreemdelingen met een nationaliteit die zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste zijn ook vrijgesteld van het inburgeringsvereiste in het buitenland (art. 17 Vreemdelingenwet). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vraagt het Hof of het onderscheid dat wordt gemaakt op grond van nationaliteit tussen vreemdelingen die moeten voldoen aan het inburgeringsvereiste in het buitenland, en vreemdelingen die daarvan zijn vrijgesteld, in overeenstemming is met richtlijn 2003/86 (Gezinsherenigingsrichtlijn) in het licht van het Handvest.
Prejudiciële vraag: Moeten de artikelen 3, vierde lid, aanhef en onder a, en vijfde lid, en 7, tweede lid, van Richtlijn 2003/86/EG (PB 2003 L 251; de Gezinsherenigingsrichtlijn), in het licht van de artikelen 7, 20, 21 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een wettelijke regeling als vervat in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, in samenhang met artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij op grond van bilaterale overeenkomsten in het kader van buitenlandse handelsbetrekkingen voor het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf een onderscheid naar nationaliteit wordt gemaakt tussen vreemdelingen die moeten voldoen aan het inburgeringsvereiste in het buitenland en vreemdelingen die daarvan zijn vrijgesteld?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-153/14 K.A.
Specifiek beleidsterrein: AenM