C-401/23 CARCDSF

Contentverzamelaar

C-401/23 CARCDSF

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    28 augustus 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    14 oktober 2023

Trefwoorden: pensioenregeling, vrij verrichten van diensten

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: Artikel 56 – 62, artikel 153.

Feiten:

De verwerende partij, ED, is werkzaam als tandarts op Frans grondgebied. In die hoedanigheid is hij op grond van een bepaling van het Franse wetboek van sociale zekerheid verplicht zich aan te sluiten en derhalve premie te betalen bij de verzoekende partij, CARCDSF, uit hoofde van de pensioenregeling. ED betwist deze verplichting en heeft de verplichte premies over de jaren 2019 en 2020 niet betaald. De verzoekende partij, CARCDSF, heeft ED meermaals aangemaand tot betaling. ED heeft verzet aangetekend tegen deze dwangbevelen en zijn bezwaren voorgelegd aan de onderhavige rechter. ED betoogt dat het nationale recht dat hem wordt tegengeworpen in strijd is met het Unierecht, wat betreft het recht op het vrij verrichten van diensten.

Overweging:

De Franse staat is krachtens artikel 153 VWEU bevoegd om regels vast te stellen betreffende de werking van pensioenregelingen en met name de aansluiting van de betrokken personen en de daaruit voortvloeiende verplichting tot betaling van premie. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid moet het Unierecht echter in acht worden genomen, waaronder het recht op het vrij verrichten van diensten, zoals bepaald in de artikelen 56 tot en met 62 VWEU. Volgens de verwijzende rechter vormt de verplichting tot aansluiting en premiebetaling bij het CARCDSF op grond van de Franse wetbepaling een afwijking van het recht op het vrij verrichten van diensten overeenkomstig de artikelen 56 tot en met 62 VWEU, aangezien de premieplichtige niet kan kiezen voor een andere uitkering die vergelijkbaar is of beter bij zijn situatie past. De verwijzende rechter twijfelt om deze reden over de verenigbaarheid van de nationale regeling met het Unierecht wat betreft het vrij verrichten van diensten, rekening houdend met het aangevoerde argument door ED betreffende het voortduren van de verliesgevende situatie van de betrokken regeling.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 56 VWEU betreffende het vrij verrichten van diensten aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de verplichting tot aansluiting en premiebetaling bij een publieke socialezekerheidsregeling, zoals bepaald in artikel L 111-1 van de code de la sécurité sociale, in dit geval de pensioenregeling bij het CARCDSF, rekening houdend met, ten eerste, het criterium van coherentie en, ten tweede, het criterium van systematiek, voor zover met de nationale beperkende maatregel wordt beoogd het financiële evenwicht van de socialezekerheidsregeling te handhaven en te waarborgen, maar dit doel nooit wordt bereikt en het beheer van terugkerende tekorten wordt georganiseerd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten