C-402/13 Cypra

Contentverzamelaar

C-402/13 Cypra

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   4 november 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   21 november 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   21 december 2013
Trefwoorden: veehouderij; handvest grondrechten

Onderwerp
- Handvest grondrechten (artikel 16 recht ondernemerschap)
- Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 1994 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (Pb L 226, blz. 83), zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006/ΕG van de Raad van 20 november 2006 (Pb L 363)

Verzoekster exploiteert een slachthuis waar zij varkens, schapen en geiten verwerkt. Zij komt op tegen een besluit van verweerder (MinLandbouw) tot afwijzing van haar verzoek om veterinaire inspecteurs toezicht te laten uitoefenen in haar slachthuis. Omdat er met GRI een overeenkomst tot uitvoer was afgesloten was het volgens verzoekster noodzakelijk de inspecties op zondagen te verrichten, hetgeen verweerder heeft geweigerd.
De rechter in eerste aanleg verwerpt het beroep. In hoger beroep benadrukt verzoekster dat door verweerders weigering om een officiële dierenarts te sturen in feite de slacht zelf onmogelijk wordt gemaakt. Verweerder stelt echter dat hij geen wettelijke verplichting heeft verzuimd, omdat hij immers beschikt over een discretionaire bevoegdheid tot weigering.

De verwijzende CYP rechter is het niet eens met verweerders betoog. Het door verzoekster in hoger beroep ingebrachte eerste middel stelt dat de uitlegging van de verordening door de rechter in eerste aanleg onjuist is. Die rechter heeft ook opgemerkt dat noch in de verordening noch in de wet voorzien wordt op welk tijdstip de slacht en/of inspecties dienen plaats te vinden. De verwijzende rechter besluit dan ook de volgende prejudiciële vragen aan het HvJEU voor te leggen:
„VRAAG 1: In hoeverre kan de veterinaire dienst van de Republiek Cyprus, als ‘bevoegde autoriteit’ in de zin van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die belast is met de aanwijzing van een ‘officiële dierenarts’ voor het uitvoeren van de door de verordening voorgeschreven veterinaire controles op de slacht van dieren, een werkrooster opleggen aan een slachthuis, zodat de veterinaire dienst bepaalt wanneer dit erkende slachthuis in bedrijf kan zijn en slachtwerkzaamheden kan verrichten?
VRAAG 2: In hoeverre kan de veterinaire dienst van de Republiek Cyprus, als ‘bevoegde autoriteit’ in de zin van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die belast is met de aanwijzing van een ‘officiële dierenarts’ voor het uitvoeren van de door de verordening voorgeschreven veterinaire controles op de slacht van dieren, weigeren een ‘officiële dierenarts’ te sturen naar een erkend slachthuis dat verzoekt om de aanwezigheid van een ‘officiële dierenarts’ op bepaalde dagen en tijden?
VRAAG 3: In hoeverre vormt het ontbreken van de mogelijkheid voor een erkend slachthuis om op door hunzelf bepaalde dagen en tijden in bedrijf te zijn en slachtwerkzaamheden te verrichten wegens het ontbreken van een ‘officiële dierenarts’ bij de slacht, omdat de ‘bevoegde autoriteit’ weigert een ‘officiële dierenarts’ te sturen op de door het slachthuis verzochte tijden en dagen en/of omdat die autoriteit het slachthuis een bepaald werkrooster oplegt, een ontkenning en/of beperking van het ‘recht van ondernemerschap’ zoals gewaarborgd door en verankerd in het recht van de Europese Unie, met name artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?”

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten