C-41/11, Inter-Environnement Wallonie ASBL, Terre wallonne ASBL tegen Waals Gewest, arrest van 28 februari 2012

Contentverzamelaar

C-41/11, Inter-Environnement Wallonie ASBL, Terre wallonne ASBL tegen Waals Gewest, arrest van 28 februari 2012

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 28 februari 2012 in zaak C-41/11, Inter-Environnement Wallonie ASBL, Terre wallonne ASBL tegen Waals Gewest.

Betrokken departementen
EZ en I&M

Sleutelwoorden
Milieubescherming – Richtlijn 2001/42/EG – Milieueffectbeoordeling van bepaalde plannen en programma’s– Nietigverklaring van plan of programma – Mogelijkheid om gevolgen van plan of programma te handhaven - Voorwaarden

Beleidsrelevantie
Het Hof benadrukt in dit arrest dat de nationale rechter alle maatregelen moet treffen om het niet uitvoeren van een door de SMB-richtlijn (Richtlijn 2001/42) verplichte milieubeoordeling van een door de nitraatrichtlijn(Richtlijn 91/676) verplicht actieprogramma te herstellen. Het Hof staat in dit geval bij wijze van uitzondering toe dat de nationale rechter het actieprogramma niet vernietigt maar handhaaft totdat deze wordt vervangen door een nieuwe. Vernietiging zou namelijk betekenen dat België geen uitvoering meer geeft aan zijn verplichting tot het omzetten van de nitraatrichtlijn. Het Hof onderstreept dat een dwingende reden van milieubescherming hiertoe noopt en stelt een aantal strikte voorwaarden. Doorslaggevend is dat de doelstelling en uitvoering van de nitraatrichtlijn door een tijdelijke handhaving beter gewaarborgd wordt dan door nietigverklaring van het bestaande actieprogramma en dat er geen nadeligere milieugevolgen zijn. De periode waarin dat actieprogramma wordt gehandhaafd mag echter niet langer zijn dan absoluut noodzakelijk.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Twee Belgische milieuorganisaties, Inter-Environnement Wallonie en Terre wallonne doen een beroep op de ongeldigheid van een ter uitvoering van de nitraatrichtlijn opgesteld actieprogramma van het Waals Gewest over de bemesting van landbouwgrond omdat het programma geen milieubeoordeling heeft gehad zoals vereist op grond van de SMB richtlijn. De Belgische Raad van State buigt zich over de zaak en vraagt zich af of hij gebruik kan maken van een nationaal voorschrift om het in strijd met de SMB-richtlijn opgestelde actieprogramma te handhaven totdat er een nieuw actieprogramma is waarbij wel een milieubeoordeling is gedaan.
Het Hof stelt voorop dat de SMB-richtlijn tot doel heeft bij plannen en programma’s met mogelijk aanzienlijke milieueffecten een milieubeoordeling uit te voeren voordat ze worden vastgesteld zodat de milieueffecten in kaart kunnen worden gebracht. Lidstaten dienen alle algemene en bijzondere maatregelen te nemen om te zorgen dat bij deze plannen en programma’s een milieubeoordeling wordt gedaan in het kader van hun verplichting van loyale samenwerking (art. 4, lid 3, VWEU). De nationale rechter zal dus maatregelen tot  opschorting of nietigverklaring van het betreffende actieprogramma moeten treffen. Maar nietigverklaring leidt er in dit geval toe dat België dan geen uitvoering geeft aan de nitraatrichtlijn (en aan een arrest van het Hof waarin werd vastgesteld dat België zijn verplichting tot het omzetten van de nitraatrichtlijn (actieprogramma’s) niet is nagekomen). Er is volgens het Hof dan ook een uitzondering mogelijk vanwege die bijzondere omstandigheden en het gevaar dat door het nietigverklaren van het actieprogramma de uitvoering van de nitraatrichtlijn wordt aangetast en er een rechtsvacuüm ontstaat. Daarbij stelt  het Hof vast dat de redenen om het bestreden actieprogramma te handhaven, gelegen zijn in de doelstelling van milieubescherming. Dit is een van de wezenlijke doelstellingen van de Unie, met zowel een sectoroverschrijdend als fundamenteel karakter. Het is de nationale rechter onder deze omstandigheden vanwege een dwingende overweging van milieubescherming bij uitzondering toegestaan de gevolgen van het actieprogramma te handhaven onder strikte voorwaarden:
1) het bestaande actieprogramma moet naar behoren uitvoering geven aan de nitraatrichtlijn;
2) een nieuw actieprogramma kan de nadelige milieugevolgen van de nietigverklaring niet voorkomen;
3) door nietigverklaring van het bestaande actieprogramma zou een voor het milieu nadeliger rechtsvacuüm ontstaan, dat voor de uitvoering van de nitraatrichtlijn voor het milieu nadeliger gevolgen heeft en
4) de periode van handhaving mag niet langer zijn dan absoluut noodzakelijk.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest betreft de situatie waarin het opheffen van een inbreuk op een richtlijn tot gevolg heeft dat inbreuk op een andere richtlijn wordt gemaakt. Het Hof geeft aanwijzingen aan de bestuursrechter die zich moet buigen over de gevolgen van schending van de SMB-richtlijn in samenhang met de nitraatrichtlijn. De uitspraak bevestigt eerdere jurisprudentie, waaruit volgt dat de nationale rechter alle maatregelen moet treffen om het niet uitvoeren van een op grond van de SMB-richtlijn verplichte milieubeoordeling van een actieprogramma te herstellen. In dit specifieke geval zou echter vernietiging leiden tot het niet nakomen van de nitraatrichtlijn (en van de uitvoering van een arrest van het Hof waarbij werd vastgesteld dat de lidstaat de nitraatrichtlijn niet goed had omgezet). Daardoor ontstaat een rechtsvacuüm. Gelet op die bijzondere omstandigheid kan het Hof bij wijze van uitzondering een gedoogconstructie toestaan. Het Hof specificeert dat de uitzonderlijke tijdelijke gedoogconstructie is toegestaan vanwege een dwingend belang van milieubescherming.
Het Hof stelt daarbij ook zeer strikte voorwaarden aan het gedogen van het onrechtmatige programma:
- het onrechtmatige programma moet een juiste uitvoering aan de, in dit geval, nitraatrichtlijn;
- de nationale rechter moet beoordelen of een nieuw programma de nadelige milieugevolgen niet kan voorkomen die voortvloeien uit een nietigverklaring;
- door nietigverklaring van het programma ontstaat een voor het milieu nadeliger rechtsvacuüm en
- de periode van handhaving mag niet langer zijn dan absoluut noodzakelijk.
Of het Hof vaker tijdelijke gedoogconstructies vanwege het milieubelang zal toestaan, valt te bezien omdat in dit geval er bijzondere omstandigheden waren. Ook is het de vraag of het Hof tijdelijk gedogen toe zal staan vanwege andere wezenlijke doelstellingen van de Unie, met zowel een sectoroverschrijdend als fundamenteel karakter.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de betrokken ministers en de Raad voor de Rechtspraak. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie