C-41/17

Contentverzamelaar

C-41/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   21 maart 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       07 april 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   07 mei 2017

Trefwoorden: sociale zekerheid; veiligheid/gezondheid op het werk (lactatieperiode); gelijke behandeling (arbeid)

Onderwerp: - richtlijn 92/85/EEG [van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie  (Pb 1992, L 348, blz. 1);
- richtlijn 2006/54/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (Pb 2006, L 204, blz. 23).

Verzoekster werkt als veiligheidsagent bij Prosegur Espana (verweerster), sinds maart 2015 in ploegendienst in een winkelcentrum. In november 2014 is zij bevallen van een zoon die zij borstvoeding geeft. Op de arbeidsplaats is geen geschikte plek voor het geven van borstvoeding of afkolven en daar kan ook niet in worden voorzien. Er kan evenmin voor een andere arbeidsplaats worden gezorgd. Verzoekster vraagt een uitkering (wegens risico bij de lactatie) bij de verzekeraar (medeverweerster) maar dat wordt geweigerd. Zij komt daartegen op bij de Rb Lugo die haar beroep verwerpt omdat het SPA Hooggerechtshof eerder op grond van een deskundigenrapport heeft geoordeeld dat ploegen- of nachtarbeid geen risico tijdens de lactatie inhoudt en haar werkzaamheden geen risico voor borstvoeding opleveren. Afkolven kan buiten arbeidstijd plaatsvinden. Verzoekster gaat daarop in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

Bij de verwijzende SPA rechter (Hoogste rechter Galicia) heeft verzoekster drie redenen gegeven waarom sprake is van risico voor borstvoeding. Zij werkt soms ’s nachts en alleen; op de werkplek kan zij geen borstvoeding geven en zij kan haar werkplek daarvoor ook niet verlaten. De verzekeraar stelt dat het niet om een onmogelijkheid maar om een moeilijkheid gaat die eigen is aan alle beroepsactiviteiten; nacht- en ploegenarbeid op zich geven geen risico voor borstvoeding. Zij herhaalt het argument van afkolven buiten werktijd.

De verwijzende rechter stelt vast dat naar SPA recht in geval van risico tijdens lactatie alleen schorsing van de arbeidsovereenkomst en ontvangst van een uitkering mogelijk is indien het bestaan van het risico is bewezen en aanpassing arbeidsplaats dan wel overplaatsing niet mogelijk is. In de door de rechter in eerste aanleg aangehaalde rechtspraak van de hoogste SPA rechter leest hij ook dat er sprake is van een risico wanneer de werktijden niet aangepast zijn aan de regelmatige tijdstippen waarop de zuigeling wordt gevoed, maar alleen indien de onverenigbaarheid van rechtstreekse borstvoeding niet kan worden ondervangen door de moedermelk af te kolven. De hoogste rechter heeft daaraan toegevoegd dat in ieder geval moet worden aangetoond dat afkolven in het concrete geval, om redenen die verband houden met de gezondheid van de moeder of de zuigeling, niet aan te raden is.

De verwijzende rechter vraagt zich af of de in RL 92/85 genoemde nachtarbeid ook verboden is indien een deel van de ploegendienst in de nacht valt. Hij meent dat werkneemsters die borstvoeding geven en soms ’s nachts ploegenarbeid verrichten evenveel bescherming moeten genieten als werkneemsters die geen ploegenarbeid maar alleen nachtarbeid verrichten. Hij vraagt zich ook af of de bijzondere bewijsregels van artikel 19 van RL 2006/54 (vermoeden van discriminatie) van toepassing zijn en stelt hij een vraag over de bewijslast:

1) Moet artikel 7 van richtlijn 92/85/EEG [van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG)] aldus worden uitgelegd dat nachtarbeid – waartoe de in artikel 2 bedoelde werkneemsters (onder andere werkneemsters tijdens de lactatie) niet mogen worden verplicht – niet alleen arbeid omvat die volledig ’s nachts wordt verricht, maar ook ploegenarbeid wanneer, zoals in casu, een deel daarvan uit nachtdiensten bestaat?

2) Gelden in een geding betreffende het bestaan van risico tijdens de lactatie van een werkneemster de bijzondere bewijsregels van artikel 19, lid 1, van richtlijn 2006/54/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking)] – in Spaans recht omgezet bij, onder andere, artikel 96, lid 1, van Ley 36/2011 [de 10 de octubre, reguladora de la jurisdicción social] (wet 36/2011 van 10 oktober 2011 betreffende de rechtspleging in arbeids- en socialezekerheidszaken) – in samenhang met de voorwaarden van artikel 5 van richtlijn 92/85 – in Spaans recht omgezet bij artikel 26 van Ley [31/1995, de 8 de noviembre,] de Prevención de Riesgos Laborales (wet 31/1995 van 8 november 1995 inzake de preventie van arbeidsrisico’s) – voor de vrijstelling van arbeid van een werkneemster tijdens de lactatie en, in voorkomend geval, voor de toekenning van de desbetreffende, krachtens artikel 11, eerste alinea, punt 1, van richtlijn 92/85, in de nationale rechtsorde voorziene uitkering?

3) Kan artikel 19, lid 1, van richtlijn 2006/54 aldus worden uitgelegd dat – in een geding betreffende het bestaan van risico tijdens de lactatie, waardoor recht ontstaat op vrijstelling van arbeid als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 92/85, in Spaans recht omgezet bij artikel 26 van de Ley 31/1995 – als feiten die directe of indirecte discriminatie van een werkneemster tijdens de lactatie kunnen doen vermoeden, kunnen worden aangemerkt:

(1) het feit dat de werkneemster als veiligheidsagent in ploegendienst werkt en soms ’s nachts en alleen werkt; dat
(2) zij patrouilleert en, in voorkomend geval, op noodgevallen (misdrijven, brand of andere incidenten) reageert, en dat bovendien
(3) niet is aangetoond dat er op de werkplek een geschikte ruimte voor borstvoeding of, in voorkomend geval, afkolven bestaat?
4) Kan in een geding betreffende het bestaan van risico tijdens de lactatie, waardoor recht ontstaat op vrijstelling van arbeid, in het kader waarvan feiten zijn bewezen “die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden” in de zin van artikel 19, lid 1, van richtlijn 2006/54 juncto artikel 5 van richtlijn 92/85 – in Spaans recht omgezet bij artikel 26 van Ley 31/1995 – van een werkneemster tijdens de lactatie worden geëist dat zij om te worden vrijgesteld van arbeid volgens de nationale wettelijke regeling tot omzetting van artikel 5, leden 2 en 3, van richtlijn 92/85, bewijst dat aanpassing van de arbeidsomstandigheden en/of werktijden technisch en/of objectief niet mogelijk is of redelijkerwijs niet kan worden verlangd en overplaatsing technisch en/of objectief niet mogelijk is of redelijkerwijs niet kan worden verlangd, of moet dit bewijs daarentegen door verweersters (haar werkgever en de entiteit die de socialezekerheidsuitkering tijdens de schorsing van de arbeidsovereenkomst verstrekt) worden geleverd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW

 

Gerelateerde documenten