C-418/01, IMS Health, arrest van 29 april 2004

Contentverzamelaar

C-418/01, IMS Health, arrest van 29 april 2004

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van 29 april 2004, zaak C-418/01, IMS Health GmbH & Co. OHG tegen NDC Health GmbH & Co. KG.

Betrokken departementen
Justitie, Economische Zaken

Sleutelwoorden
Mededinging - Misbruik van machtspositie - Auteursrecht - Weigering gebruikslicentie toe te kennen

Beleidsrelevantie
Het arrest geeft een nadere invulling van het begrip misbruik van machtspositie en bevestigt hiermee tegelijkertijd het toenemend belang van het mededingingsrecht bij een maatschappelijk verantwoorde uitoefening van het auteursrecht. Wanneer de houder van een intellectueel eigendomsrecht, weigert anderen in de gelegenheid te stellen van het werk te gebruiken waarop dit recht rust, dan levert dat onder bijzondere omstandigheden misbruik van machtspositie op.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
IMS levert aan farmaceutische ondernemingen gegevens over de regionale verkoopresultaten van geneesmiddelen in Duitsland die zijn geordend op basis van een bouwsteenstructuur. De sector zelf heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van deze structuur, die structuur door IMS ook gratis in de sector is verspreid. Deze bouwsteenstructuur is daarmee de gebruikelijke standaard geworden waarop de klanten van IMS hun informatie- en marketingsystemen hebben ingericht. Een voormalig bedrijfsleider van IMS heeft PII opgericht, een bedrijf dat zich ook bezighoudt met de verkoop van regionale gegevens inzake geneesmiddelen in Duitsland. PII hanteert als format voor de gegevens een bouwstenenstructuur die nauw aanleunt bij de door IMS gebruikte structuur. PII is overgenomen door NDC. Het Landgericht van Frankfurt am Main heeft in twee eerdere vonnissen aangegeven dat de door IMS gehanteerde bouwsteenstructuur een gegevensbank is in de zin van de Duitse Auteurswet en kan worden beschermd door een intellectueel eigendomsrecht. IMS vordert nu in het hoofdgeding, dat NDC wordt verboden gebruik te maken van de betreffende bouwsteenstructuur.

Aan het Hof zijn drie prejudiciële vragen gesteld. De belangrijkste daarvan luidt als volgt:
Moet artikel 82 zo worden uitgelegd dat een onderneming misbruik maakt van een machtspositie door te weigeren een licentieovereenkomst betreffende het gebruik van een krachtens het auteursrecht beschermende gegevensbank te sluiten met een onderneming die toegang wil hebben tot dezelfde markt, wanneer potentiële afnemers elk product dat geen gebruik maakt van die beschermde gegevensbank weigeren, omdat zij zich op het gebruik van producten op basis daarvan hebben ingesteld?

Het Hof geeft aan dat volgens vaste rechtspraak het alleenrecht van verveelvoudiging deel uitmaakt van de voorrechten van de houder van een intellectueel eigendomsrecht. Derhalve kan een weigering om licentie te verlenen, ook al gaat zij uit van een onderneming met machtspositie, op zichzelf geen misbruik van machtspositie opleveren (Arresten van 5 oktober 1988, Volvo, 238/87 en van 6 april 1995, RTE en ITP/Commissie ('Magill'), C-241/91 P en C-242/91 P). De uitoefening van het alleenrecht door de rechthebbende kan volgens het Hof in 'Magill' echter wel misbruik opleveren, indien voldaan wordt aan drie cumulatieve voorwaarden:

  1. Dat de weigering een licentie te verlenen in de weg staat aan een nieuw product waarnaar een potentiële vraag van consumenten bestaat;
  2. Dat deze weigering geen rechtvaardigingsgrond heeft; en
  3. Dat zij elke mededinging op de afgeleide markt uitsluit.

Met betrekking tot de eerste voorwaarde, gaat het om een afweging van het belang van de bescherming van het intellectuele eigendomsrecht en van de vrijheid van economisch initiatief van de houder daarvan enerzijds, en het belang van de bescherming van de vrije mededinging anderzijds. Aan de bescherming van de mededinging kan enkel meer gewicht worden toegekend, indien de weigering om een licentie te verlenen de ontwikkeling van de afgeleide markt ten nadele van de consumenten belemmert. Het weigeren van de licentie levert dus enkel misbruik op, indien de onderneming die om de licentie heeft verzocht de bedoeling heeft nieuwe producten of diensten aan te bieden die de houder niet aanbiedt, en zich niet wil beperken tot de afgeleide markt waarop de houder van het intellectuele eigendomsrecht al producten aanbiedt.

Met betrekking tot de derde voorwaarde, geeft het Hof aan dat volstaat dat een potentiële markt of hypothetische markt kan worden aangewezen. Daarvan is sprake wanneer producten of diensten onontbeerlijk zijn om een bepaalde activiteit uit te oefenen en voor die producten en diensten een daadwerkelijke vraag bestaat. Doorslaggevend is of er twee verschillende productiestadia te onderscheiden zijn die verbonden zijn doordat het product in het eerdere stadium onontbeerlijk is voor de levering van het product in het latere stadium. Toegepast op de feiten van het hoofdgeding moet de verwijzende rechter dus nagaan, of het gebruik van de door IMS geclaimde bouwsteenstructuur in het eerdere stadium onontbeerlijk is voor de levering in het latere stadium van verkoopgegevens inzake geneesmiddelen in Duitsland.

Korte analyse
In het Magill arrest heeft het Hof aangegeven dat een weigering om een licentie op een intellectueel eigendomsrecht te verschaffen, ook al gaat zij uit van een onderneming met machtspositie, op zichzelf geen misbruik van die machtspositie oplevert. De uitoefening van het alleenrecht door de rechthebbende kan echter wel misbruik opleveren, indien voldaan wordt aan drie cumulatieve voorwaarden: 1) de weigering een licentie te verlenen staat in de weg aan een nieuw product waarnaar van de zijde van de consumenten een potentiële vraag bestaat, 2) deze weigering heeft geen rechtvaardigingsgrond en 3) zij sluit elke mededinging op een afgeleide markt uit.

In dit arrest bevestigt het Hof deze voorwaarden, en werkt het eerste en derde criterium verder uit. Het weigeren van de licentie levert enkel misbruik op indien de onderneming, die om de licentie heeft verzocht, de bedoeling heeft nieuwe producten of diensten aan te bieden die de houder niet aanbiedt en zich derhalve niet wil beperken tot de afgeleide markt waarop de houder van het intellectuele eigendomsrecht al producten aanbiedt. Om een onderscheid te kunnen maken tussen een markt in een eerder stadium en een afgeleide markt is slechts nodig dat voor wat betreft de markt in het eerdere stadium een potentiële markt of zelfs hypothetische markt kan worden aangewezen. Doorslaggevend is of er in casu twee verschillende productiestadia te onderscheiden zijn die verbonden zijn doordat het product in het eerdere stadium onontbeerlijk is voor de levering van het product in het latere stadium.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De uitspraak geeft een verdere invulling aan het begrip 'misbruik van machtspositie'. De uitspraak bevestigt de reeds gesignaleerde trend van het toenemende belang van mededingingsrecht bij een maatschappelijk verantwoorde uitoefening van het auteursrecht [zie het justitie-rapport "Auteursrecht in de informatiemaatschappij - Bouwstenen voor een justitiestrategie" uit december 2001]. Er dient niet alleen rekening gehouden te worden met de belangen van de rechthebbenden van beschermd materiaal, maar evenzeer met de belangen van gebruikers daarvan. De rechtspraak op dit gebied is nog lang niet uitgekristalliseerd. Dit blijkt onder andere uit het beroep dat op 7 juli 2004 door Microsoft is ingesteld tegen de Commissie (T-201/04). Ook in deze zaak draait het mede om de vraag of een onderneming misbruik maakt van haar machtspositie door geen licentie af te geven voor het gebruik van een werk waarop een intellectueel eigendomsrecht rust.

Voorstel voor behandeling
De ICER stuurt dit fiche en het arrest aan de Minister van Justitie en de Minister van Economische Zaken. De Minister van Justitie wordt verzocht het fiche toe te zenden aan de Raad voor de Rechtspraak.