C-432/14 Van der Vlist

Contentverzamelaar

C-432/14 Van der Vlist

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   4 november 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   21 november 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   21 december 2014
Trefwoorden: gelijke behandeling (leeftijd); arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd

Onderwerp
Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep

Verzoeker David van der Vlist, student, werkt in zijn vakantie (21 – 24 december 2010) op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (en heeft ongetwijfeld een ‘ geweldige tijd’ gehad…) bij verweerster Bio Philippe Auguste. Hij meent daarna recht te hebben op een vergoeding wegens arbeidsonzekerheid, zoals geregeld in de Code du Travail, maar die wordt hem geweigerd. Verzoeker stapt naar de rechter en eist het hem toekomende bedrag van EUR 23,21, de omzetting van zijn arbeidsovereenkomst in een overeenkomst voor onbepaalde tijd alsmede een schadevergoeding van EUR 4500 wegens ontslag zonder werkelijke en ernstige reden. In maart 2012 dient verzoeker een prioritaire grondwettigheidsvraag in gezien de naar zijn mening strijdigheid met de FRA grondwet (discriminatieverbod op grond van leeftijd). Deze vraag wordt door de verwijzende rechter in januari 2014 aan het Hof van Cassatie voorgelegd maar dat Hof weigert beantwoording. Verzoeker vraagt vervolgens de verwijzende rechter de zaak voor te leggen aan het HvJEU, onder handhaving van zijn (overige) eisen. Verzoeker is van mening dat er geen reden is aan te nemen dat jonge studenten zich in een minder arbeidsonzekere situatie bevinden dan oudere, zodat geen rechtvaardiging geldt voor de ongelijke behandeling.

De verwijzende FRA rechter (college van lekenrechters in arbeidszaken) stelt vast dat RL 2000/78 op de zaak van toepassing is. Hij dient dan ook elk met het non-discriminatiebeginsel zo nodig buiten toepassing te laten. In de FRA wetgeving is expliciet opgenomen dat ‘de vergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet is verschuldigd indien: [...] 2° de overeenkomst is gesloten met een jongere voor een periode die valt tijdens diens school- of universitaire vakantie’. De rechter constateert dat in deze zaak sprake is van zowel directe als indirecte (leeftijds-)discriminatie. Hij benadrukt het belang (voor de werkgever) van de mogelijkheid tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, maar de bewijslast dat geen overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt gesloten ligt bij diezelfde werkgever. Volgens de FRA regelgeving moet de werkgever een overeenkomst voor onbepaalde tijd aanbieden, hetgeen door de werknemer al dan niet kan worden aanvaard. Hij constateert dat in de meeste gevallen een overeenkomst voor bepaalde tijd aan studenten wordt ‘opgedrongen’ en mist een rechtvaardiging voor de door verzoeker gestelde discriminatie. Gezien het belang voor een zeer grote groep studenten besluit hij het HvJEU de volgende vraag voor te leggen:
“Staat het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd in de weg aan een nationale regeling (artikel L 1243-10 van het Franse arbeidswetboek) die jongeren die tijdens hun school- of universitaire vakanties werken, uitsluit van de vergoeding wegens arbeidsonzekerheid die verschuldigd is wanneer na een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangeboden?”

Specifiek beleidsterrein: SZW mede VenJ en BZK

Gerelateerde documenten