C-433/24 Galerie Karsten Greve

Contentverzamelaar

C-433/24 Galerie Karsten Greve

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    12 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    29 september 2024

Trefwoorden: belasting; winstmargeregeling; kunst

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 311, lid 1, punt 2, artikel 316, lid 1, onder b), en bijlage IX.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘Galerie Karsten Greve’, exploitant van een kunstgalerie. Na een controle door de belastingdienst, bleek dat de vennootschap ten onrechte de winstmargeregeling had toegepast op de wederverkoop van kunstwerken. Op grond van richtlijn 2006/112 (BTW-richtlijn), kunnen belastingplichtige wederverkopers een winstmargeregeling treffen op de levering van onder andere kunstvoorwerpen die aan hen geleverd door de maker of dienst rechthebbenden. Er is discussie ontstaan tussen de galerie en de belastingdienst over wie er als maker van de schilderijen kan worden aangemerkt. 

Overweging:
De belastingdienst is van mening dat de aankoop van de schilderijen door de galerie, niet inhoudt dat de schilderijen door de maker aan de klant zijn gegeven, omdat volgens hen de maker alleen de kunstenaar kan zijn die het schilderij eigenhandig heeft geschilderd. De verwijzende rechter wil weten of een rechtspersoon, zoals in casu de galerie, als ‘maker’ van een schilder kan worden beschouwd, in de zin van artikel 316, lid 1, onder b), juncto artikel 311, lid 1, punt 2, en bijlage IX, deel A, van richtlijn 2006/112. 

Prejudiciële vragen:
1) Moeten de bepalingen van artikel 316, lid 1, onder b), juncto artikel 311, lid 1, punt 2, en bijlage IX, deel A, van de richtlijn van 28 november 2006 aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een rechtspersoon zoals een vennootschap in de zin en voor de toepassing van deze bepalingen als „de maker” van een schilderij wordt beschouwd? 
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, welke criteria moeten in aanmerking worden genomen om te erkennen dat een rechtspersoon zoals een vennootschap in de zin en voor de toepassing van deze bepalingen kan worden beschouwd als „de maker” van een schilderij (zoals, in het geval van een vennootschap, de vraag of de vennootschap aan een bijzondere wettelijke regeling is onderworpen, of de natuurlijke persoon die het schilderij heeft geschilderd het gehele of gedeeltelijke aandelenkapitaal van de vennootschap bezit, of deze persoon bestuursfuncties binnen de vennootschap uitoefent, enzovoort)? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; OCW

Gerelateerde documenten