C-434/05, arrest van 14 juni 2007, Noord Kennemerland (Horizon College)

Contentverzamelaar

C-434/05, arrest van 14 juni 2007, Noord Kennemerland (Horizon College)

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 14 juni 2007, in de zaak C-434/05, Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Noord-Kennemerland / West-Friesland (Horizon College)

Betrokken departementen
FIN en OCW

Sleutelwoorden
Zesde BTW-richtlijn – Vrijstellingen – Artikel 13, A, leden 1, sub i, en 2 – Tegen vergoeding ter beschikking stellen aan inlenende onderwijsinstelling van docent in dienst van andere onderwijsinstelling

Beleidsrelevantie
Met het arrest is komen vast te staan dat wanneer de EU-regelgeving voorziet in een vrijstelling voor een specifieke dienst (i.c. onderwijs) en voor nauw daarmee samenhangende diensten, het ter beschikking stellen van personeel onder een aantal strikte voorwaarden in de vrijstelling kan delen. Dit is niet alleen van belang bij het onderwijs, maar – waarschijnlijk - ook bij ziekenhuisverpleging, medische verzorging en sociale en culturele prestaties.

Samenvatting, feiten, redenering en dictum
Op de gestelde vragen van de Hoge Raad heeft het HvJ ten eerste geantwoord dat het ter beschikking stellen van personeel door de ene onderwijsinstelling aan de andere niet als onderwijs valt aan te merken, en als zodanig niet onder het eerste deel van de BTW-vrijstelling (BTW-richtlijn 2006) kan vallen.
Ingevolge de BTW-richtlijn 2006 is de onderwijsvrijstelling voor de Omzetbelasting (OB) evenwel niet alleen van toepassing op het onderwijs zelf, maar ook op prestaties die nauw samenhangen met het geven van dat onderwijs (het tweede deel van de vrijstelling). Het HvJ stelt dat het ter beschikking stellen van personeel kan worden aangemerkt als een vrijgestelde prestatie die nauw samenhangt met het geven van onderwijs. Daarvoor moet worden voldaan aan drie specifieke voorwaarden:
 zowel de instelling die het personeel ter beschikking stelt als de instelling die het personeel inleent, verricht onderwijs dat onder de vrijstelling valt;
 de terbeschikkingstelling is van zodanige aard of kwaliteit dat zonder het ter beschikking gestelde personeel niet de gelijkwaardigheid kan worden verzekerd van het door de inlenende instelling verzorgde onderwijs;
 de terbeschikkingstelling mag er niet in hoofdzaak toe strekken extra opbrengsten te verschaffen aan de onderwijsinstelling die het personeel ter beschikking stelt. Dit is het geval wanneer de terbeschikkingstelling geschiedt in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemingen (uitzendbureaus).
Het HvJ laat het aan de nationale rechter over om te bepalen of aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
De concrete gevolgen voor de Nederlandse regeling met betrekking tot het vrijstellen van BTW bij nauw met het onderwijs (en met ziekenhuisverpleging, medische verzorging, sociale en culturele prestaties) samenhangende diensten hangen nu in eerste instantie af van de uitspraak van de nationale rechter in de onderhavige procedure.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisneming aan de ministers van FIN, OCW, VWS, SZW en EZ. De noodzaak van een vervolgfiche wordt beoordeeld nadat de definitieve uitspraak van de nationale rechter bekend is.