C-434/09 Shirley McCarthy tegen de Secretary of the State for the Home Department, arrest van 5 mei 2011

Contentverzamelaar

C-434/09 Shirley McCarthy tegen de Secretary of the State for the Home Department, arrest van 5 mei 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het EU-Hof van 5 mei 2011, in zaak C-434/09, Shirley McCarthy tegen de Secretary of State for the Home Department

Betrokken departementen
I&A, V&J

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van personen – Artikel 21 VWEU – Richtlijn 2004/38/EG – Begrip begunstigde – Artikel 3, lid 1 – Staatsburger die zijn recht op vrij verkeer nooit heeft uitgeoefend en die altijd in lidstaat van nationaliteit heeft verbleven – Gevolg van bezit van nationaliteit van andere lidstaat – Zuiver interne situatie

Beleidsrelevantie
Een Unieburger die twee EU nationaliteiten bezit, maar altijd heeft gewoond in de lidstaat van een van de twee nationaliteiten, kan geen verblijfsrecht aan het EU-recht ontlenen in die lidstaat. Om die reden kan ook de echtgenoot van deze Unieburger, die van buiten de EU komt, geen verblijfsrechten in die lidstaat ontlenen aan het EU-recht.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Shirley McCarthy heeft de Engelse en ook de Ierse nationaliteit. Zij is geboren in het Verenigd Koninkrijk en heeft daar altijd gewoond. Zij is getrouwd met een Jamaicaans staatsburger die krachtens Brits recht geen recht op verblijf in het Verenigd Koninkrijk heeft. Zij ontvangt een overheidsuitkering. McCarthy en haar echtgenoot hebben als Unieburger respectievelijk als echtgenoot van een Unieburger verzocht om een machtiging tot verblijf in het Verenigd Koninkrijk. Beide verzoeken werden afgewezen. McCarthy heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Dit is in drie instanties verworpen. De Supreme Court of the United Kingdom stelt het Hof van Justitie de vraag of een persoon die de Ierse en de Engelse nationaliteit heeft en haar hele leven in het Verenigd Koninkrijk heeft gewoond, een ‘begunstigde’ is in de zin van artikel 3 van richtlijn 2004/38.
Het Hof stelt in de eerste plaats vast dat richtlijn 2004/38/EG niet van toepassing is op een persoon zoals mevrouw McCarthy. Artikel 3, lid 1 van richtlijn 2004/38 bepaalt namelijk dat deze richtlijn van toepassing is op een Unieburger die zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft. Het verblijf zoals geregeld in de richtlijn houdt dus verband met de uitoefening van het vrije verkeer van personen. Mevrouw McCarthy heeft echter nooit gebruik gemaakt van haar recht op vrij verkeer binnen de EU en heeft altijd verbleven in de lidstaat waarvan zij de nationaliteit bezit. Dat McCarthy naast de Engelse ook de Ierse nationaliteit heeft, maakt nog niet dat zij haar recht op vrij verkeer heeft uitgeoefend, aldus het Hof. Zij kan dus niet worden aangemerkt als ‘begunstigde’ in de zin van de richtlijn. Hierdoor kan ook haar Jamaicaanse echtgenoot niet worden aangemerkt als familielid van een begunstigde’’ waardoor ook de echtgenoot geen rechten aan de richtlijn kan ontlenen.
In de tweede plaats beoordeelt het Hof of McCarthy rechten kan ontlenen aan artikel 21 VWEU (recht op reizen en verblijf voor Unieburgers). Dit is niet het geval. Het Hof stelt vast dat artikel 21 VWEU niet van toepassing is op de situatie van mevrouw McCarthy. Deze situatie heeft immers geen aanknopingspunt met het EU-recht. Het niet in aanmerking nemen van de Ierse nationaliteit (met als gevolg de afwijzing van de Unierechtelijke verblijfstitel) belemmert McCarthy niet om binnen de EU vrij te reizen en te verblijven. Ook wordt haar niet het genot van de belangrijkste rechten die zij aan haar status van Unieburger ontleent, ontzegd. De situatie van mevrouw McCarthy is dus een zuiver interne situatie, die wordt beheerst door het nationale recht en niet door het Unierecht.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Het arrest McCarthy heeft geen gevolgen voor het beleid en de regelgeving in Nederland.
De uitspraak van het Hof van Justitie bevestigt dat een Unieburger die altijd heeft gewoond in de lidstaat waarvan hij de nationaliteit heeft en die geen gebruik heeft gemaakt van het vrij verkeer, aan het EU-recht geen verblijfsrecht kan ontlenen. Het enkele feit van het bezit van de dubbele EU-nationaliteit maakt dit niet anders. De situatie van deze persoon valt niet binnen de werking van het EU-recht. Deze persoon kan dan ook niet via het EU-recht (afgeleide) verblijfsrechten claimen voor een familielid dat niet de nationaliteit van een EU-lidstaat heeft.

Voorstel voor behandeling

De ICER stelt voor om het fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Immigratie en Asiel te zenden.