C-435/16 Acacia

Contentverzamelaar

C-435/16 Acacia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 september 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       16 oktober 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   16 november 2016

Trefwoorden: gemeenschapsmodel; intellectuele eigendom; reparatieclausule

Onderwerp: - Handvest grondrechten artikel 17.2 (intellectuele eigendom)
- verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen;
- verordening (EU) nr. 461/2010 van de Commissie van 27 mei 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector.

Verzoeksters (d’Amato is bestuurder van Acacia) vervaardigen velgen voor personenauto’s, waaronder imitaties van ingeschreven gemeenschapsmodellen van verweerster Porsche. Op de velgen staan de kenmerken van verzoekster. Zij biedt de velgen in DUI aan via haar website waarbij zij erop wijst dat het om vervangende wielen gaat die volledig compatibel zijn met de aangegeven voertuigen en uitsluitend bestemd om ze te repareren en weer hun oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven. Verweerster stelt inbreuk op haar gemeenschapsmodellen. Verzoeksters zijn in eerste instantie veroordeeld maar gaan in beroep, dat eveneens wordt verworpen. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter. Verzoeksters volharden in hun stelling dat het om vervangingsonderdelen gaat die dienen ter reparatie van beschadigde voertuigen en daarom krachtens artikel 110 van Vo. 6/2002 niet vielen onder de bescherming van de litigieuze modellen.

De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) oordeelt dat de uitkomst van het geschil afhangt van de mogelijkheid of verzoeksters zich kunnen beroepen op de beschermingshindernis van artikel 110.1 van Vo. 6/2002. Volgens dit artikel bestaat er geen bescherming als gemeenschapsmodel voor een model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel dat in de zin van artikel 19.1 van de Vo. gebruikt voor de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven. Aangezien er met betrekking tot de uitlegging van deze bepaling onbeantwoorde vragen zijn ziet hij zich genoodzaakt het HvJEU de volgende vragen voor te leggen:

1) Is de toepassing van de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 beperkt tot vormgebonden delen, dat wil zeggen, delen waarvan de vorm op grond van de uiterlijke kenmerken van het voortbrengsel in zijn geheel in beginsel onveranderlijk vaststaat en dus niet, zoals bijvoorbeeld mogelijk bij velgen voor motorvoertuigen, vrij door de klant kan worden gekozen?

2) Indien op de eerste vraag ontkennend wordt geantwoord:
Is de toepassing van de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 enkel beperkt tot het aanbieden van voortbrengselen met een vormgeving die identiek is, dus ook qua kleur en afmetingen, aan de originele voortbrengselen?


3) Indien op de eerste vraag ontkennend wordt geantwoord:
Werkt de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 alleen in het voordeel van de aanbieder van een voortbrengsel dat in beginsel inbreuk maakt op het litigieuze model als die aanbieder objectief waarborgt dat zijn voortbrengsel uitsluitend voor reparaties en niet ook voor andere doeleinden, zoals het opwaarderen of individualiseren van het voortbrengsel in zijn geheel kan worden aangeschaft?

4) Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:
Welke maatregelen moet de aanbieder van een in beginsel op het litigieuze model inbreuk makend voortbrengsel treffen, om objectief te waarborgen dat zijn voortbrengsel uitsluitend verkrijgbaar is voor reparaties en niet ook nog voor andere doeleinden, zoals de opwaardering of individualisering van het voortbrengsel in zijn geheel? Volstaat het
a) dat de aanbieder er in de verkoopbrochure op wijst dat het product alleen wordt verkocht voor reparaties om het voortbrengsel in zijn geheel weer zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven, of
b) is het nodig dat de aanbieder alleen bereid is te leveren onder voorwaarde dat de afnemers (zowel handelaars als consumenten) schriftelijk verklaren het aangeboden voortbrengsel alleen voor reparaties te zullen gebruiken?
(zie ook de andere twee recente Acacia-zaken C-397/16 en –zijdelings- C-433/16 BMW)

Specifiek beleidsterrein: EZ