C-435/25 Gut gekauft Reformhauser GmbH
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 4 september 2025 Schriftelijke opmerkingen: 21 oktober 2025
Trefwoorden: interne markt, oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclames, consumentbescherming
Onderwerp: Verordening (EG) nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten: artikel 4, lid 6, en artikel 6, lid 1 en lid 3, eerste alinea; Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt: artikel 3, lid 4, artikel 5, lid 1 en lid 4, onder a), en artikel 6, lid 1, onder b).
GUT GEKAUFT Reformhäuser GmbH (verweerster) verkoopt een gezichtscrème met ginsengextract. Zij neemt daarbij de reclame-uitingen van de fabrikant over, waarin wordt beweerd dat het ginsengextract een celvernieuwende en beschermende werking heeft. Verband Sozialer Wettbewerb e.V. (verzoeker), een vereniging die toeziet op eerlijke reclame, stelt dat deze werking wetenschappelijk niet is aangetoond en dat de reclame misleidend is en daarmee in strijd met de Cosmeticaverordening. Verzoeker stelt een vordering in bij de rechter in eerste aanleg, die verweerster veroordeelt. Vervolgens gaat verweerster in hoger beroep en wordt de vordering alsnog afgewezen, omdat de appelrechter van mening is dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van reclameclaims uitsluitend bij de fabrikant ligt. Verzoeker stelt cassatie in bij de verwijzende rechter en verzoekt herstel van het vonnis in eerste aanleg op grond van een vermeende zorgplicht van de distributeur. De verwijzende rechter vraagt het Hof van Justitie of de reclameadvertentie een oneerlijke handelspraktijk vormt en in hoeverre de distributeur verantwoordelijk is voor de juistheid van de beweringen.
Prejudiciële vragen: 1. Heeft een distributeur die niet de verantwoordelijke persoon is in de zin van artikel 4, lid 6, van verordening (EG) nr. 1223/2009, overeenkomstig artikel 6, lid 1 en lid 3, eerste alinea, van deze verordening redenen om aan te nemen dat de reclame van een fabrikant niet voldoet aan de vereisten van artikel 20, lid 1, van de verordening wanneer hij de reclame die de fabrikant hem voor eigen commerciële doeleinden ter beschikking heeft gesteld, gebruikt zonder na te gaan of de aangeprezen functies van het cosmetische product voldoende zijn onderbouwd? Of heeft de distributeur slechts onder bepaalde – zo ja, onder welke – voorwaarden overeenkomstig artikel 6, lid 1 en lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1223/2009 redenen om aan te nemen dat de door hem gebruikte reclame van de fabrikant niet voldoet aan de vereisten van artikel 20, lid 1, van de verordening en de plicht om na te gaan of de aangeprezen functies van het cosmetische product voldoende zijn onderbouwd?
2. Sluiten de bepalingen van artikel 4, lid 6, en artikel 6, lid 1 en lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1223/2009 overeenkomstig artikel 3, lid 4, van richtlijn 2005/29/EG uit dat de reclame van een distributeur met een van de fabrikant overgenomen misleidende bewering over de functies van een cosmetisch product moet worden aangemerkt als een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 5, lid 1 en lid 4, onder a), en artikel 6, lid 1, onder b), van richtlijn 2005/29/EG?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: VWS; EZ