C-439/05 P en C-454/05 P, Land Oberösterreich, arrest van 13 september

Contentverzamelaar

C-439/05 P en C-454/05 P, Land Oberösterreich, arrest van 13 september

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 13 september 2007 in de gevoegde zaken C‑439/05 P en C‑454/05 P, hogere voorziening Land Oberösterreich en Republiek Oostenrijk tegen de Commissie

Betrokken departementen
VROM, VWS, V&W

Sleutelwoorden
Hogere voorziening – Richtlijn 2001/18/EG – Beschikking 2003/653/EG – Doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in milieu – Artikel 95, lid 5, EG – Nationale bepalingen die afwijken van harmonisatiemaatregel en worden gerechtvaardigd door nieuwe wetenschappelijke gegevens en specifiek probleem in lidstaat – Beginsel van hoor en wederhoor

Beleidsrelevantie
Het beginsel van hoor en wederhoor is niet van toepassing op de procedure van artikel 95, lid 5, EG. Die procedure stelt voorwaarden aan het invoeren van nieuwe nationale bepalingen, die afwijken van reeds bestaande Europese harmonisatiemaatregelen. De bepalingen moeten worden gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke gegevens en een specifiek probleem in de lidstaat. Dat probleem hoeft niet uniek te zijn.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Het Hof gaat in op:

  1. de verhouding tussen artikel 95, lid 4 en lid 5 EG voor het beginsel van hoor en wederhoor;
  2. de restrictieve uitleg van het begrip ‘specifiek probleem’ in artikel 95 EG.

Ad 1.
Het Hof heeft eerder geoordeeld dat het beginsel van hoor en wederhoor niet van toepassing is op de procedure van artikel 95, lid 4, EG vanwege de specifieke kenmerken van die procedure. Volgens Oostenrijk concludeerde het Gerecht onterecht dat deze jurisprudentie ook van toepassing is op lid 5. Volgens het Hof geldt het beginsel van hoor en wederhoor voor particulieren en lidstaten. Voor lidstaten geldt het beginsel indien de procedure wordt opgestart door een instelling van de EG. De procedure van artikel 95, lid 5 EG wordt echter op gestart door een lidstaat. Het Hof gaat in op het doel van 95, lid 5 EG en op het specifieke karakter van de procedure. Het Hof concludeert dat het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat het beginsel ook niet van toepassing is op de procedure van lid 5.

Ad 2.
Volgens Oostenrijk heeft het Gerecht het begrip ‘specifiek probleem’ te restrictief uitgelegd. Het hof volgt Oostenrijk hierin niet. Het Hof erkent dat geen sprake hoeft te zijn van een uniek probleem, omdat dit begrip restrictiever is. Het Hof legt niet uit wanneer wel sprake is van een specifiek probleem. Het merkt op dat het Gerecht de conclusies van de Commissie en EFSA heeft overgenomen om vast te stellen dat geen wetenschappelijk bewijs is aangedragen waaruit met name bleek dat er “ongewone” ecosystemen bestonden en er daarmee geen sprake was van een specifiek probleem.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het is niet verrassend dat het beginsel van hoor en wederhoor niet van toepassing is op de procedure van artikel 95 lid 5 EG. De procedure lijkt immers op de procedure van artikel 95 lid 4 EG over het handhaven van bestaande nationale bepalingen die niet stroken met later vastgestelde Europese (harmonisatie-)regelgeving. Bij zgn. ‘artikel 95 lid 5-meldingen’ zal hiermee rekening worden gehouden. Nederland heeft in het hoger beroep over roetfilters (zaak C-403/07 P) ook aangevoerd dat het Gerecht ‘specifiek probleem’ te restrictief, namelijk als ‘uniek’, heeft uitgelegd. Een dergelijke uitleg zou de mogelijkheden om nieuwe nationale bepalingen in te voeren op geharmoniseerd terrein teveel beperken. Of het Hof dit zal honoreren is gelet op het onderhavige arrest de vraag. Het arrest heeft geen consequenties voor het Nederlands beleid t.a.v. genetisch gemodificeerde organismen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming toe aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Verkeer en Waterstaat. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.