C-453/02 en C-462/02, Linneweber, arresten van 17 februari 2005

Contentverzamelaar

C-453/02 en C-462/02, Linneweber, arresten van 17 februari 2005

Signaleringsfiche Linneweber
Arrest van het Hof van Justitie van 17 februari 2005, C-453/02 en C-462/02, Finanzamt Gladbeck/ Linneweber en Finanzamt Herne-West/Akritidis

Betrokken departementen
FIN, JUS

Sleutelwoorden
BTW-vrijstelling voor kansspelen, voorwaarden en beperkingen van vrijstelling, buiten openbare speelbanken georganiseerde spelen, beginsel van fiscale neutraliteit

Beleidsrelevantie
Omdat de Nederlandse wetgeving als het gaat om BTW-heffing geen onderscheid maakt tussen verschillende soorten uitbaters van kansspelen, behoeft deze regelgeving niet te worden aangepast naar aanleiding van het onderhavige arrest.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In de zogenoemde Zesde BTW-richtlijn (nr. 77/388/EEG) wordt in artikel 13, B, sub f bepaald dat weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen door de lidstaten worden vrijgesteld van BTW, evenwel met inachtneming van de door elke lidstaat vastgestelde voorwaarden en beperkingen.

In de Duitse wet op de omzetbelasting is deze bepaling op zo'n manier geïmplementeerd dat de vrijstelling afhankelijk is gemaakt van de vraag of de desbetreffende kansspelexploitant al dan niet een erkende openbare speelbank uitbaat. Het Hof legt uit dat een lidstaat bij het stellen van voorwaarden en beperkingen in het kader van de vrijstelling rekening moet houden met het beginsel van fiscale neutraliteit, welk beginsel inhoudt dat goederen en diensten die met elkaar concurreren vanuit het oogpunt van BTW niet ongelijk mogen worden behandeld. Een en ander betekent dat artikel 13, B, sub f, van de Zesde BTW-richtlijn zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die bepaalt dat de exploitatie van alle kansspelen en kansspelautomaten in erkende openbare speelbanken is vrijgesteld van BTW, terwijl de uitoefening van deze activiteit door andere marktdeelnemers niet is vrijgesteld. Doordat het vrijstellingsartikel van de richtlijn rechtstreekse werking heeft, kunnen uitbaters wiens activiteiten onterecht niet worden vrijgesteld hier direct tegen opkomen voor de nationale rechter.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
In de uitspraak, betrekking hebbend op de Duitse wetgeving, wordt gesproken over een verschil in behandeling tussen erkende openbare speelbanken en andere uitbaters van kansspelen. De Nederlandse wetgeving kent geen verschil in behandeling van erkende en niet- erkende aanbieders. Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel l van de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn alle kansspelen zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting met uitzondering van speelautomaten, van BTW heffing vrijgesteld. De Nederlandse wetgeving behoeft naar aanleiding van dit arrest dan ook geen aanpassing.

Voorstel voor behandeling
Dit fiche wordt gezonden naar de Ministers van Justitie en van Financiën.

Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.