C-455/21 Lyoness Europe

Contentverzamelaar

C-455/21 Lyoness Europe

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    4 oktober 2021
Schriftelijke opmerkingen:                    20 november 2021

Trefwoorden : consumentovereenkomst; oneerlijk beding; kwalificatie als ‘consument’;

Onderwerp :

-           Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten;

Feiten:

In eerste aanleg is het beroep van verzoeker (OZ) tegen verweerster (Lyoness Europe AG) waarbij hij verzocht bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden van de overeenkomst en de bijlagen daarbij oneerlijk te verklaren, verworpen. De rechter in eerste aanleg heeft, na onderzoek van de algemene contractvoorwaarden, vastgesteld dat de overeenkomst niet was gesloten tussen een consument en een verkoper, nu de partijen elkaar op grond van de internationale inkooporganisatie wederzijds commissies, prijskortingen en andere voordelen toekennen. Om die reden kon hij het oneerlijke karakter van de bedingen niet vaststellen. OZ heeft tegen deze uitspraak in eerste aanleg beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Hij betoogt dat de overeenkomst die hij met verweerster heeft gesloten een consumentovereenkomst is. Volgens OZ dient hij als consument te kwalificeren nu hij de overeenkomst heeft gesloten in zijn hoedanigheid van natuurlijk persoon. Voorts sluit de overeenkomst uit dat hij lid is van de daar omschreven inkooporganisatie. Daarnaast blijkt volgens OZ uit geen enkel beding dat hij en Lyoness elkaar commissies, prijskortingen en andere financiële voordelen toekennen. Tot slot heeft hij geen economische activiteit verricht als verkoper in de zin van de richtlijn, noch beroepsmatig bemiddelingsactiviteiten verricht. Lyoness stelt dat OZ niet als consument kan worden beschouwd, nu de relatie tussen Lyoness Europe en de leden (waaronder OZ) van haar loyalty-systeem een handelsrelatie is. OZ zou bij sluiting van de overeenkomst de bedoeling hebben gehad activiteiten uit te voeren die inkomsten genereren.

Overweging:

De verwijzende rechter merkt op dat met name moet worden onderzocht of verzoeker kwalificeert als een consument. Hij stelt in dat kader dat de richtlijn niet preciseert op welke soort overeenkomsten zij van toepassing is, maar die bepaalt aan de hand van de hoedanigheid van contractpartijen en de vraag of zij al dan niet in het kader van hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten handelen. Volgens de verwijzende rechter is OZ een consument, ook al heeft hij commerciële kortingen genoten vanwege bepaalde handelaren die een contractuele relatie met geïntimeerde/verweerster hebben. Hij is immers partij bij een overeenkomst in het kader waarvan hij handelt voor doeleinden die buiten zijn industriële, handels- of productieactiviteit etc. vallen.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon – een in hydraulische en pneumatische machines gespecialiseerde werktuigbouwkundig ingenieur (die beroepsmatig geen handelsactiviteiten verricht en met name niet de activiteit van het aankopen van goederen en diensten om deze weder te verkopen of een bemiddelingsactiviteit verricht) – die met een handelsonderneming (een verkoper) een toetredingsovereenkomst heeft gesloten, uit hoofde waarvan deze natuurlijke persoon het recht heeft om deel te nemen aan de door deze handelsonderneming opgezette inkooporganisatie in de vorm van het Lyoness-systeem (een systeem dat inkomsten in de vorm van inkoopkortingen, commissies en andere gunstige voordelen in het vooruitzicht stelt), goederen en diensten aan te kopen bij handelaren die een contractuele relatie met die onderneming hebben (zogenoemde handelspartners van Lyoness), en bij andere personen (zogeheten potentiële vaste klanten) aan bemiddeling te doen in het kader van het Lyoness-systeem, in weerwil van een contractueel beding volgens hetwelk op de contractuele relatie tussen Lyoness en de klant, ongeacht de woonplaats van de klant, uitsluitend het Zwitserse recht van toepassing is, als een „consument” in de zin van die bepaling kan worden beschouwd ten behoeve van een doeltreffende bescherming van de consument?

2) Moet artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat een persoon die met een verkoper een overeenkomst met een tweeledig doel heeft gesloten – namelijk, [wanneer] de overeenkomst wordt gesloten voor doeleinden die deels onder de commerciële, economische of bedrijfs- of beroepsactiviteit van die natuurlijke persoon vallen en deels daarbuiten vallen, en het commerciële, economische of beroepsmatige oogmerk van deze natuurlijke persoon niet overheerst binnen de algemene context van de overeenkomst – als „consument” in de zin van deze bepaling kan worden beschouwd?

3) Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: wat zijn dan de belangrijkste criteria die moeten worden gehanteerd om te bepalen of het commerciële, economische of beroepsmatige oogmerk van die natuurlijke persoon al dan niet overheerst binnen de algemene context van de overeenkomst?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-488/11

Specifiek beleidsterrein: EZK