C-465/00, C-138/01 en C-139/01 (gevoegd), Rechnungshof tegen ÖRF, arrest van 20 mei 2003

Contentverzamelaar

C-465/00, C-138/01 en C-139/01 (gevoegd), Rechnungshof tegen ÖRF, arrest van 20 mei 2003

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 20 mei 2003, gevoegde zaken C-465/00, Rechnungshof. C-138/01 en C-139/01, Neukomm en Lauerman tegen ÖFR.

Betrokken departementen
Jus, BZK en SZW

Sleutelwoorden
Bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens - Richtlijn 95/46/EG Bescherming van persoonlijke levenssfeer - Bekendmaking van gegevens over het inkomen van werknemers van rechtssubjecten die onder toezicht van het Rechnungshof staan

Beleidsrelevantie
Richtlijn 95/46 is van toepassing op alle verwerking van persoonsgegevens, ongeacht of er een verband is met de uitoefening van het vrije verkeer. De verwerking van persoonsgegevens dient plaats te vinden overeenkomstig het recht op persoonlijke levenssfeer zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of in een nationale maatregel in een concreet geval noodzakelijk en evenredig is.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Op grond van paragraaf 8 van het Bundesverfassungsgesetz über die Begrenzung von Bezügen öffentlicher Funktionäre (BezBergBVG) (federale constitutionele wet op de beperking van het salaris van ambtenaren) heeft het Rechnungshof (de Rekenkamer) de taak toezicht te houden op een groot aantal publiekrechtelijke rechtspersonen. Deze rechtspersonen moeten het Rechnungshof gegevens verstrekken over de salarissen of pensioenen, ingeval deze een bepaald plafond overschrijden. Deze gegevens dienen de naam van de begunstigden te bevatten voor de opstelling van een jaarverslag. Dit jaarverslag wordt ter inzage gegeven aan een aantal parlementaire organen en wordt ter beschikking gesteld van het grote publiek. Hierdoor wordt op de betrokken werkgevers druk uitgeoefend om de overheidsgelden spaarzaam, zuinig en doeltreffend te gebruiken. Het komt er dus op neer dat de namen van de onder het toezicht vallende personen met hun inkomen onder een ruim publiek openbaar worden gemaakt.

Er zijn twee geschillen ontstaan over de uitleg van paragraaf 8 BezBergBVG. In beide geschillen wordt een beroep gedaan op richtlijn 95/46 (bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, Pb. 1995, L 281/31). Vanwege de gelijke formulering van de prejudiciële vragen, heeft het Hof de geschillen gevoegd.

Het Hof gaat in de eerste plaats in op de toepasselijkheid van richtlijn 95/46 EG in deze zaken, en concludeert dat het toezicht door het Rechnungshof zoals vastgelegd in paragraaf 8 BezBergBVG binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt. De richtlijn, vastgesteld op grond van artikel 100A EG, heeft tot doel het vrije verkeer van persoonsgegeven tussen de lidstaten te bevorderen via harmonisatie van de nationale voorschriften inzake de bescherming van natuurlijk personen op het gebied van de verwerking van dergelijke gegevens. Het is echter niet noodzakelijk dat het toezicht in elk concreet geval ook daadwerkelijk in verband staat met het vrije verkeer. Dit is ook terug te vinden in artikel 3, lid 1 van de richtlijn 95/46, dat de werkingssfeer ervan zeer ruim omschrijft door de toepasselijkheid van de beschermingsregels niet afhankelijk te stellen van de vraag of de verwerking rechtstreeks verband houdt met het vrije verkeer tussen lidstaten.

In de tweede plaats beoordeelt het Hof de verenigbaarheid van paragraaf 8 BezBergBVG met richtlijn 95/46. De gegevens die in casu moeten worden verstrekt vormen persoonsgegevens in de zin van artikel 2 richtlijn 95/46. Het Hof constateert eveneens dat de inschrijving en het gebruik van deze gegevens als een verwerking van persoongegevens kunnen worden gekwalificeerd (artikel 2 richtlijn 95/46).

Vervolgens gaat het Hof in op de inhoudelijke eisen die gesteld worden aan de verwerking van persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens dient in de eerste plaats te voldoen aan de beginselen betreffende de kwaliteit van de gegevens en de toelaatbaarheid van de verwerking zoals uitgewerkt in artikelen 6 en 7 van richtlijn 95/46.

In de tweede plaats bepaalt het Hof dat de verwerking van persoonsgegevens dient plaats te vinden overeenkomstig het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op persoonlijke levenssfeer.

Het Hof stelt dat de gegevensverstrekking zoals voorgeschreven in paragraaf 8 BezBergBVG gekwalificeerd kan worden als een inmenging in de persoonlijke levenssfeer, omdat de gegevens betrekking hebben op salarissen en pensioenen en moeten worden medegedeeld aan een derde (Rechnungshof).

Deze inmenging kan onder omstandigheden gerechtvaardigd worden met een beroep op artikel 8, lid 2 EVRM. Het belang van de gegevensverstrekking aan het Rechnungshof is om te waarborgen dat overheidsgelden spaarzaam en doeltreffend worden gebruikt.

Het is volgens het Hof aan de nationale rechter om te beoordelen of de gegevensverstrekking aan de voorwaarden van artikel 8 EVRM voldoet. In deze beoordeling dient de nationale rechter een afweging te maken tussen het belang van de Republiek Oostenrijk bij een optimaal gebruik van de overheidsgelden en de zwaarwichtigheid van de aantasting van het recht op persoonlijke levenssfeer. In deze vaststelling zal de nationale rechter tot het oordeel moeten komen of het noodzakelijk en evenredig is dat in het verslag bij de gegevens de namen worden vermeld van de betrokken personen.

In geval de nationale rechter oordeelt dat paragraaf 8 BezBergBVG niet strookt met artikel 8 EVRM dan kan deze eveneens niet voldoen aan de vereisten van evenredigheid zoals neergelegd in richtlijn 95/46 noch vallen onder een van de uitzonderingen van deze richtlijn. Daarentegen, mocht de nationale rechter oordelen dat de inbreuk gerechtvaardigd is, dan zal in aansluiting hierop dienen te worden onderzocht of voldaan is aan het vereiste dat de inmenging in de persoonlijke levenssfeer in al zijn aspecten bij wet is voorzien.

Korte analyse
In dit arrest oordeelt het Hof dat richtlijn 95/46 EG van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens op basis van nationale regelgeving als die welke in casu aan de orde zijn, ook al is er geen daadwerkelijk verband met de uitoefening van een van de Verdragsvrijheden, in casu het vrije verkeer van werknemers. Het Hof stelt dat iedere andere uitleg van de richtlijn het gevaar met zich meebrengt dat de grenzen van de werkingssfeer van de richtlijn onzeker en vaag worden.

De richtlijn 95/46 dient te worden uitgelegd aan de hand van de grondrechten, in casu artikel 8 EVRM. Dit betekent dat de inmenging in de persoonlijke levenssfeer die voortvloeit uit de toepassing van de gegevensverwerking van paragraaf 8 BezBergBV slechts gerechtvaardigd kan zijn op basis van artikel 8 lid 2 EVRM. De ruime verspreiding die niet alleen het bedrag van het jaarinkomen (boven bepaald bedrag) maar ook de namen van de betrokken werknemers betreft, moet noodzakelijk en evenredig zijn om het door de wetgever nagestreefde doel te bereiken. Tot slot moet zijn voldaan aan de eis van voorzienbaarheid op grond waarvan de inmenging in de persoonlijke levenssfeer in al zijn aspecten bij wet is voorzien.

Het Hof geeft geen definitief oordeel over de verenigbaarheid van paragraaf 8 BezBergBVG. Het is aan de nationale rechter dit te beoordelen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De Wet bescherming persoonsgegevens bevat reeds een ruime definitie van het begrip persoonsgegevens, en dient zodoende niet te hoeven worden aangepast. In dit arrest geeft het Hof aan dat een richtlijn op basis van artikel 100A EG (nu artikel 95 EG) kennelijk ook geldig kan zijn indien in een voorliggend geval geen verband is met de uitoefening van het vrije verkeer.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het arrest en het fiche ter kennisneming aan de ministers. De minister van Justitie wordt verzocht om het fiche onder de aandacht van de Raad voor de Rechtspraak en het College Bescherming Persoonsgegevens te brengen.