C-465/10, Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration tegen Chambre de commerce et d’industrie de l’Indre, arrest van 21 december 2011

Contentverzamelaar

C-465/10, Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration tegen Chambre de commerce et d’industrie de l’Indre, arrest van 21 december 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 21 december 2011 in zaak C-465/10, Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration tegen Chambre de commerce et d’industrie de l’Indre.

Betrokken departementen: Alle ministers

Sleutelwoorden
Verordening 2988/95 – Verordening 4253/88 - Aanbestedende dienst die subsidie uit Structuurfondsen ontvangt – Schending van regels inzake plaatsen van overheidsopdrachten door ontvanger van EFRO-subsidie – Grondslag van verplichting tot terugvordering van subsidie van Europese Unie in geval van onregelmatigheden – Begrip ‘onregelmatigheid’ – Begrip ‘voortdurende onregelmatigheid - Verjaringstermijn

Beleidsrelevante
In deze uitspraak heeft het Hof bepaald dat schending van de Europese aanbestedingsvoorschriften bij de besteding van een subsidie uit de Europese Structuurfondsen door een begunstigde die zelf aanbestedingsplichtig is, in strijd is met de regels van die fondsen en de bescherming van de financiële belangen van de EU (resp. verordening 4253/88 en verordening 2988/95). Een lidstaat is dan verplicht om de betrokken subsidie in zijn geheel terug te vorderen. Daarvoor is geen nationale rechtsgrondslag nodig. Zolang de overeenkomst tussen opdrachtgever en dienstverlener nog wordt uitgevoerd, eindigt een dergelijke schending pas wanneer de uitvoering is voltooid. In dat geval start na voltooiing ook pas de verjaringstermijn voor terugvordering.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
La Chambre de commerce et d’industrie du département de l’Indre (Kamer van Koophandel en Industrie voor het Franse departement Indre; hierna: „CCI”) heeft uit het het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: ‘EFRO’) een subsidie gekregen voor het aantrekken van investeerders in de regio Indre. Bij controle blijkt dat CCI niet heeft voldaan aan de Europese aanbestedingsvoorschriften. CCI moet de subsidie terugbetalen. CCI start een rechterlijke procedure die (na 15 jaar) uitmondt in onderhavige prejudiciële vragen.
Het Hof stelt vast dat CCI een aanbestedende dienst is en dat zij de aanbestedingsvoorschriften (i.c. richtlijn 92/50) heeft geschonden. De ontvanger van subsidie die ook een aanbestedende dienst is, moet die voorschriften in acht nemen. Lidstaten moeten erop toezien dat de uitvoering van projecten gefinancierd door Europese Structuurfondsen in overeenstemming zijn met het Unierecht en -beleid, inclusief dat inzake overheidsopdrachten. Een schending van die voorschriften is een “onregelmatigheid” in de zin van artikel 23, lid 1, van verordening 4253/88 die al naar gelang het geval als “misbruik” dan wel “nalatigheid” door de begunstigde kan worden gekwalificeerd. Het Hof overweegt dat de lidstaten dan niet alleen bevoegd maar ook verplicht zijn om de subsidie terug te vorderen. Artikel 23, lid 1, van Vo 4253/88 is daarvoor de relevante rechtsgrondslag. Er is geen specifieke rechtsgrondslag in het nationaal recht nodig. Voorts kan volgens het Hof de niet-nakoming van de Europese aanbestedingsvoorschriften alleen worden bestraft met volledige intrekking van de subsidie. Het Hof sluit echter niet uit dat in het geval van een kleinere onregelmatigheid het evenredigheidsbeginsel tot een gedeeltelijke terugbetaling leidt.
Het Hof preciseert dat met een “onregelmatigheid” in de zin van artikel 1 van verordening 2988/95 het handelen of nalaten van een marktdeelnemer wordt bedoeld waarmee de Uniebegroting wordt benadeeld, zoals het ontbreken of uitblijven van eigen middelen of het doen van een onverschuldigde uitgave. CCI is als begunstigde van de subsidie gelijkgesteld met een marktdeelnemer. De schending van de Unierechtelijke bepalingen door CCI als marktdeelnemer leidt volgens het Hof tot een dergelijke onverschuldigde uitgave die de Uniebegroting benadeelt.
De verwijzende rechter vraagt tot slot wanneer de verjaringstermijn van vier jaar uit artikel 3, lid 1, van Vo 2988/95 ingaat. Het Hof overweegt dat de middelen onverschuldigd zijn vanaf de schending van de aanbestedingsregels door de begunstigde (CCI). Uit de rechtspraak volgt dat een inbreuk op de vrijheid van dienstverrichting (door schending van richtlijn 92/50) blijft bestaan zolang de in strijd met deze richtlijn gesloten overeenkomsten worden uitgevoerd. Ook al kunnen de lidstaten de gevolgen van zulke overeenkomsten in stand houden, zolang die wordt uitgevoerd, is sprake van een ‘voortdurende onregelmatigheid’. De verjaringstermijn gaat pas in op de dag waarop de onregelmatigheid is geëindigd. Zolang de overeenkomst voor de uitvoering van het project wordt uitgevoerd is dat de dag waarop die uitvoering is voltooid. De lidstaten mogen een langere verjaringstermijn vaststellen en hebben daarbij een ruime beoordelingsvrijheid. De Franse verjaringstermijn van dertig jaar wordt door het Hof echter als onevenredig beoordeeld.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
In het arrest wordt door het Hof van Justitie uitleg gegeven aan Europese regelgeving die inmiddels is ingetrokken. Ook voor de uitleg van de huidige regelgeving is het arrest echter relevant.
Nederlandse publiekrechtelijke instellingen die subsidies uit Europese structuurfondsen aanvragen en krijgen, moeten zich ervan bewust zijn dat zij aanbestedingsplichtig zijn. Dit betekent dat zij voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zich aan de Europese aanbestedingsregels moeten houden. Verder betekent de uitspraak dat:
•    De lidstaten niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht zijn om subsidies uit de Europese Structuurfondsen zoals EFRO terug te vorderen bij het constateren van een onregelmatigheid bij aanbesteding van de uitvoering van het project. Dit volgt rechtsreeks uit het betrokken Unierecht.
•    Er is voor terugvordering van de subsidies bij schending van de aanbestedingsregels geen specifieke nationaalrechtelijke rechtsgrondslag nodig.
•    Wanneer een aanbestedende dienst als begunstigde van de subsidie bij de uitvoering van het project de Europese aanbestedingsvoorschriften niet heeft nageleefd, moet de subsidie in zijn geheel worden teruggevorderd.
•    Schending van de aanbestedingsregels leidt tot nadelige financiële gevolgen voor Nederland omdat zij in eerste instantie jegens de Commissie aansprakelijk is voor de ten onrechte betaalde bedragen.
Het is de vraag hoe de Europese Commissie met dit arrest zal omgaan. Mogelijk zal de Commissie nieuwe richtsnoeren over de financiële correcties bij niet-nakoming aanbestedingsregels bij de Europese Structuurfondsen vaststellen.  Dit ligt wellicht met name in de rede omdat de Commissie met haar richtsnoeren de correcties berekent aan de hand van de waarde van de specifieke opdracht die in strijd met de aanbestedingsregels is gegund, terwijl in het arrest het Hof spreekt van terugvordering van de volledige EFRO-subsidie.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.

Klik hier voor het volledige dossier van het arrest.