C-48/23 Alajarven Sahko e.a.

Contentverzamelaar

C-48/23 Alajarven Sahko e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     7 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     24 mei 2023

Trefwoorden: elektriciteit, interne markt, toezichtmethoden, energiebeleid

Onderwerp: Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU

Feiten:

Het Energiavirasto (energiebureau, Finland) heeft bij besluiten van 30-11-2015 de toezichtmethoden inzake de vaststelling van het rendement op de exploitatie van het netwerk van een netwerkbeheerder en de voor de transmissiediensten te innen vergoedingen vastgelegd voor de vierde controleperiode  en de vijfde controleperiode. Het Energiavirasto heeft bij besluiten van 15-12-2021 de besluiten van 30-11-2015 gewijzigd en heeft de eerder vastgelegde toezichtmethoden gewijzigd voor de periode van 01-01-2022 tot en met 31-12-2023.  In die besluiten van 15-12-2021 is vermeld dat de kwestie op eigen initiatief van het Energiavirasto is opgeworpen, nadat op 01-08-2021 bij wet nr. 730/2021 de wijziging van de Finse wet inzake de elektriciteitsmarkt van kracht was geworden. Alajärven Sähkö Oy e.a. en Elenia Verkko Oyj (verzoekende partijen) hebben in hun op 17 en 19-01-2022 ingestelde beroepen met name gevorderd dat de Markkinaoikeus (bijzondere rechter bevoegd voor handelsrecht, mededingingsrecht, overheidsopdrachten en internationaal privaatrecht, Finland) de besluiten van het Energiavirasto nietig verklaart voor zover met deze besluiten de toezichtmethoden zijn gewijzigd door de prijzen per eenheid die worden gehanteerd bij de berekening van het rendement te actualiseren en door de alternatieve berekeningsmethode voor de vaststelling van de risicovrije rentevoet te schrappen. Verzoekende partijen hebben in hun beroepen met name aangevoerd dat het Energiavirasto de litigieuze besluiten niet zelfstandig heeft genomen, als onafhankelijke regulerende instantie in de zin van artikel 57 van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt.

Overweging:

De Markkinaoikeus moet zich uitspreken over de vraag of het Energiavirasto de toezichtmethoden met betrekking tot de vaststelling van het rendement op de exploitatie van het netwerk en de voor de transmissiediensten te innen vergoedingen tijdens een controleperiode door de litigieuze besluiten kon wijzigen. In het kader van deze beoordeling dient op grond van het betoog van verzoekende partijen te worden beoordeeld of door de wijzigingen van de wet inzake de elektriciteitsmarkt die zijn ingevoerd bij wet nr. 730/2021 en die op 01-08-2021 van kracht zijn geworden, afbreuk is gedaan aan de onafhankelijkheid van de regulerende instantie als bedoeld in de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt. Zoals blijkt uit de hierboven toegelichte rechtspraak van het Hof betreffende de onafhankelijkheid van de nationale regulerende instantie voor de elektriciteitsmarkt, mogen noch de berekeningsmethoden voor de transmissie- en distributietarieven in het algemeen noch de verschillende kernpunten dienaangaande op een voor de nationale regulerende instantie bindende wijze worden vastgesteld bij nationale wetten. Voorts blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat het sturen van het besluitvormingsproces van de nationale regulerende instantie door de vertegenwoordigers van het ministerie wat de essentiële reguleringstaken en -bevoegdheden van deze instantie betreft, eveneens inbreuk maakt op de onafhankelijkheid van de regulerende instantie. Daarentegen staat de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt er niet aan in de weg dat lidstaten hun eigen energiebeleid vaststellen en ten uitvoer leggen. Door de lidstaten vastgestelde richtsnoeren inzake het algemene energiebeleid mogen evenwel geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid en de autonomie van de regulerende instantie. Evenmin mogen ze afbreuk doen aan de essentiële reguleringstaken en -bevoegdheden van de regulerende instantie. In de onderhavige zaak gaat het dus bovenal om de vraag, in welke gevallen sprake is van een inmenging in de essentiële reguleringstaken en -bevoegdheden van de nationale regulerende instantie en in welke gevallen sprake is van algemene richtsnoeren die geen verband houden met de reguleringstaken en -bevoegdheden als bedoeld in artikel 59 van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt. Tevens rijst de vraag welke factoren in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van dit onderscheid.

Prejudiciële vragen:

1. Welke criteria dienen te worden toegepast en in aanmerking te worden genomen om te beoordelen of er sprake is van inmenging in de essentiële reguleringstaken en -bevoegdheden van de nationale regulerende instantie op een manier die de onafhankelijkheid van deze instantie als bedoeld in artikel 57, leden 4 en 5, van richtlijn 2019/944 niet waarborgt, en om te beoordelen of er 12 sprake is van algemene richtsnoeren die geen verband houden met de in artikel 59 van deze richtlijn genoemde reguleringstaken en -bevoegdheden?

2. Moet een wijziging van de nationale wetgeving als hierboven beschreven (punten 13, 14, 16 en 17 en in het bijzonder punten 36-41 van deze verwijzingsbeslissing), die – zoals blijkt uit de voorbereidende werkzaamheden van de wetswijziging – beoogt de prijzen voor elektriciteitsdistributie te beïnvloeden door wijzigingen aan de nationale wet inzake de elektriciteitsmarkt aan te brengen die het regelgevingskader voor netwerkbeheerders betreffen en waarmee als zodanig weliswaar niet rechtstreeks wordt geraakt aan de transmissie- of distributietarieven en de desbetreffende berekeningsmethoden, maar als gevolg waarvan de nationale regulerende instantie wel haar toezichtmethoden midden in de controleperiode heeft moeten wijzigen, worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 57, leden 4 en 5, van richtlijn 2019/944 wat het vereiste van onafhankelijkheid van de nationale regulerende instantie betreft?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Duitsland (Omzetting van de richtlijnen 2009/72 en 2009/73) (C-718/18), Slovenskej republiky (C-378/19), Björnekulla Fruktindustrier AB (C-371/02), Base NV e.a. (C-389/08)

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten