C-480/06 Commissie tegen Duitsland, arrest van 9 juni 2009

Contentverzamelaar

C-480/06 Commissie tegen Duitsland, arrest van 9 juni 2009

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 9 juni 2009, in zaak C-480/06, Commissie tegen Duitsland

Betrokken departementen
BZK, EZ, SZW, VROM, V&W en VWS

Sleutelwoorden

Niet-nakoming - Richtlijn 92/50/EEG – Ontbreken van formele Europese aanbestedingsprocedure voor gunning van diensten inzake behandeling van afvalstoffen – Samenwerking tussen territoriale lichamen

Beleidsrelevantie

Na het Coditel-arrest en dit arrest kan gesteld worden dat er geen aanbestedingsplicht bestaat als de opdracht wordt uitgevoerd door de overheid zelf (centraal of decentraal) of een door de overheid volledig beheerst samenwerkingsverband in welke vorm dan ook (vereniging of rechtspersoon waarvan alle aandelen in handen zijn van de overheid). Met deze uitspraak geeft het Hof aan onder welke voorwaarden een overeenkomst tussen verschillende overheidsinstanties die ieder voor zich eigen rechtspersoonlijkheid bezitten, als een zuivere vorm van samenwerking gezien moet worden zonder dat er sprake is van een overheidsopdracht. In dit arrest wordt niet ingegaan op de aanbestedingsplicht voor de afvalverwerking als zodanig of de bouw daarvan.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Vier Landkreise van Niedersachsen, Bondsrepubliek Duitsland, hebben op 18 december 1995 met Stadtreinigung Hamburg een overeenkomst gesloten voor de verwijdering van hun afvalstoffen in de nieuwe afvalverbrandingsinstallatie Rugenberger Damm. Deze installatie heeft een capaciteit van 320.000 ton en is bestemd om tegelijkertijd elektriciteit en warmte te produceren. De installatie moet op 15 april 1999 voltooid zijn. Volgens deze overeenkomst reserveert Stadtreinigung Hamburg voor de vier Landkreise een capaciteit van 120.000 ton tegen een prijs die voor elk van de betrokken partijen volgens dezelfde formule wordt berekend. De vergoeding wordt aan de exploitant van de installatie, de medecontractant van Stadtreinigung Hamburg, betaald. De overeenkomst is gesloten voor de duur van 20 jaar.
De Europese Commissie is van oordeel dat deze overeenkomst waarvoor geen aanbestedingsprocedure is gevolgd, in strijd is met richtlijn 92/50 EEG. Zij is een inbreukprocedure op grond van artikel 226 EG voor het Hof begonnen omdat Duitsland de bezwaren van de Commissie niet heeft kunnen wegnemen.
Het Hof ziet de overeenkomst tussen de Landkreise en Stadtreinigung Hamburg als een vorm van intercommunale samenwerking tussen territoriale lichamen die ertoe strekt de uitvoering te verzekeren van een taak van algemeen belang die op elk van deze territoriale lichamen rust, te weten de verwijdering van afvalstoffen. Stadtreinigung Hamburg stelt door middel van deze overeenkomst aan de vier Landkreise een verwerkingscapaciteit van 120.00 ton ter beschikking. Stadtreinigung Hamburg is geenszins verantwoordelijk voor de exploitatie van de installatie en biedt geen enkele waarborg. Voor de diensten voor afvalstoffenverwijdering betalen de Landkreise uitsluitend een vergoeding aan de exploitant van de installatie door tussenkomst van Stadtreinigung Hamburg. Op grond van deze kenmerken bevat de overeenkomst naar het oordeel van het Hof geen overheidsopdracht.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Met het Coditel-arrest (C-324/07) heeft het Hof een verruiming gegeven van de mogelijkheid tot inbesteding in het geval van een collectief bestuur van de deelnemende overheidsinstanties over de uitvoeringsorganisatie. Met dit arrest lijkt het Hof daarnaast de mogelijkheid tot samenwerking tussen overheidsinstanties in het kader van hun algemeen belang taken zonder dat er sprake is van een aanbestedingsplicht, verruimd te hebben.

Voor de goede orde zij erop gewezen dat het Hof zich uitdrukkelijk niet uitspreekt over de  overeenkomst tussen Stadtreinigung Hamburg en de exploitant van de installatie voor afvalstoffenbehandeling. Dit soort overeenkomsten, waarbij feitelijk uitvoering wordt gegeven aan de uitgezonderde samenwerking door een dienstverlener die zelf geen aanbestedende dienst is ,  kan wél onder de aanbestedingsregels vallen.

Er zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of een overeenkomst gesloten tussen twee of meer overheidsinstanties die ieder rechtspersoonlijkheid bezitten, gekwalificeerd kan worden als een zuivere vorm van bestuurlijke samenwerking - niet zijnde de verstrekking van een overheidsopdracht – dan wel als een vorm van inbesteding of als een overheidsopdracht.