C-485/07 UWV tegen H. Akdas e.a., arrest van 26 mei 2011

Contentverzamelaar

C-485/07 UWV tegen H. Akdas e.a., arrest van 26 mei 2011

C-485/07 UWV tegen H. Akdas e.a., arrest van 26 mei 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van 26 mei 2011, C-485/07, UWV tegen H. Akdas e.a.

Betrokken departementen
SZW, BZ en I&A

Sleutelwoorden
Associatie EEG-Turkije – Sociale zekerheid van migrerende werknemers –Door ontvangende lidstaat uitgekeerde toeslag op invaliditeitspensioen ter verzekering van bestaansminimum aan begunstigden – Wijziging van nationale wettelijke regeling – Intrekking van deze toeslag indien begunstigde zijn woonplaats heeft buiten grondgebied van betrokken lidstaat

Beleidsrelevantie
De intrekking van toeslagen op grond van de Toeslagenwet voor Turkse uitkeringsgerechtigden die na hun arbeidsongeschiktheid zijn teruggekeerd naar Turkije is in strijd met het Associatierecht EU-Turkije.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Akdas e.a. zijn Turkse staatsburgers die in Nederland hebben gewoond en gewerkt. Zij zijn arbeidsongeschikt geworden en hebben voor 2000 een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) aangevraagd en gekregen. Op grond van de Toeslagenwet (TW) zoals die gold tot 2000, ontvingen zij ook een toeslag die de uitkering aanvulde tot het Nederlands sociaal minimum. Akdas e.a. zijn vervolgens naar Turkije teruggekeerd. Met ingang van 1 januari 2000 is in de TW een exportverbod opgenomen waardoor geen recht op toeslag meer bestaat als de rechthebbende niet in Nederland woont. Volgens het overgangsrecht werden reeds toegekende toeslagen gedurende drie jaar met een derde verminderd en vanaf 2003 volledig stopgezet. Akdas e.a. tekenden beroep aan tegen de stopzetting. De Centrale Raad van Beroep stelt het Hof vragen over artikel 6, lid 1, eerste alinea van besluit 3/80. Dit besluit, dat deel uitmaakt van de Associatieovereenkomst EU-Turkije, regelt de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen met betrekking tot Turkse werknemers die op het grondgebied van de EU werken of hebben gewerkt (vergelijkbaar met EU-verordening 1408/71, thans 883/2004).Het betrokken artikel verbiedt intrekking van invaliditeits-,ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen op de enkele grond dat de rechthebbende in Turkije woont. De verwijzende rechter wil weten of artikel 6, lid 1, eerste alinea rechtstreekse werking heeft. Daarnaast wil hij weten of Besluit 3/80 zich verzet tegen de intrekking van een toeslag op grond van de TW, omdat de begunstigde niet meer in Nederland woont.
Het Hof gaat na of artikel 6, lid 1, eerste alinea  voldoet aan de voorwaarden voor rechtstreekse werking. Een bepaling moet een duidelijk en nauwkeurig omschreven verplichting bevatten en geen verdere handelingen vereisen om te kunnen worden uitgevoerd. Het Hof meent dat dit het geval is, i.c. omdat dit duidelijk blijkt uit de formulering en de bepaling een duidelijke resultaatsverplichting oplegt aan de lidstaten. Bovendien is de bepaling van een andere aard dan de andere meer technische coördinatiebepalingen voor sociale zekerheidsregelingen van besluit 3/80. Ten aanzien van de toelaatbaarheid van intrekking van de toeslag op grond van woonplaats buiten Nederland gaat het Hof eerst na of het geval  binnen de materiële en personele werkingssfeer van het besluit valt. Het Hof stelt in dat verband vast dat de toeslag op een WAO-uitkering gelijk moet worden gesteld met een invaliditeitsuitkering in de zin van Besluit 3/80 en dat het ook gaat om Turkse onderdanen. Omdat Besluit 3/80 een verbod bevat op woonplaatsbepalingen met betrekking tot het recht op de betrokken uitkeringen, kunnen Akdas e. a. eisen dat de toeslag ook nog wordt uitgekeerd wanneer zij in Turkije wonen. Het Hof overweegt dat daar niet aan afdoet dat verordening 1408/71 (en ook 883/2004) als gevolg van een latere wijziging van deze verordening voorziet in een mogelijkheid om uitkeringen als de toeslag uit te zonderen van export. Volgens het Hof is dit niet onverenigbaar met artikel 59 van het aanvullend protocol (AP) bij de Associatieovereenkomst, dat verbiedt dat Turkse onderdanen gunstiger worden behandeld dan EU-burgers. Artikel 39, lid 4  van het AP voorziet immers uitdrukkelijk in de uitvoer van sociale zekerheidsuitkeringen, waaronder invaliditeitsuitkeringen. Toepassing van het stelsel van verordening 1408/71 zou bovendien besluit 3/80 materieel wijzigen, iets wat is voorbehouden aan de Associatieraad. Het Hof wijst er tot slot op dat op grond van vaste rechtspraak Turkse onderdanen die blijvend arbeidsongeschikt zijn geworden op basis van EU recht geen recht op voortgezet verblijf in de lidstaat van ontvangst hebben. Het Hof overweegt dat in die omstandigheden niet betoogd kan worden dat betrokkenen zich op eigen initiatief naar Turkije hebben begeven en de ontvangende lidstaat zonder gegronde reden hebben verlaten. De situatie kan volgens het Hof daarom niet worden vergeleken met die van burgers van de Unie die wel mogen reizen en verblijven in de lidstaten en het recht houden te blijven wonen waar zij de uitkering ontvangen. Het Hof bepaalt dat artikel 6 lid 1 eerste alinea van besluit 3/80 zich daarom verzet tegen een bepaling die de export van een toeslag op de WAO uitkering intrekt.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Hof acht het exportverbod in de Toeslagenwet in strijd met artikel 6 lid 1 eerste alinea van besluit 3/80. Aan deze conclusie ligt onder meer de overweging ten grondslag dat niet betoogd kan worden dat de betrokkenen op eigen initiatief en zonder gegronde redenen naar Turkije zijn teruggekeerd Op grond van Europees recht heeft een Turks staatsburger die tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat heeft behoord geen recht op voortgezet verblijf in een lidstaat, nadat hij arbeidsongeschikt is geworden en voorgoed de arbeidsmarkt heeft verlaten. Hiermee gaat het Hof eraan voorbij dat er voor betrokkenen, die op grond van het nationale recht over een permanente verblijfsvergunning beschikten, geen noodzaak was om Nederland te verlaten. Dit punt lijkt ook door de Centrale Raad van Beroep onderkend te zijn.
Op basis van dit arrest zal de Centrale Raad van Beroep nu in 282 gevallen uitspraak moeten doen. Pas daarna zal echt duidelijk worden wat de (financiële) effecten van het arrest zijn. Als de Centrale Raad van Beroep er geen rekening mee houdt dat er ook rechthebbenden zijn die niet genoodzaakt waren om naar Turkije terug te keren, zou het arrest ertoe leiden dat:
- het arrest in ieder geval ziet op alle in Turkije woonachtige rechthebbenden met de Turkse nationaliteit wier toeslag is ingetrokken; 
- de toeslag op grond van de Toeslagenwet met terugwerkende kracht moet worden toegekend aan in de Turkije woonachtige rechthebbenden die in bezwaar en beroep zijn gekomen  tegen de intrekking van de toeslag;
degenen die in dezelfde omstandigheden verkeren, maar niet in bezwaar en beroep zijn gegaan, alsnog een toeslag kunnen aanvragen, die voor de toekomst zal moeten worden gehonoreerd;
- Turkse werknemers die nu nog in Nederland wonen en een arbeidsongeschiktheidsuitkering met daarop een toeslag ontvangen, bij een eventuele terugkeer naar Turkije zowel hun arbeidsongeschiktheidsuitkering als deze toeslag behouden.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisname aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Immigratie en Asiel en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

 

Klik hier voor het volledige dossier op de site van het Hof van Justitie