C-490/24 Stichting Koskea

Contentverzamelaar

C-490/24 Stichting Koskea

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     10 september 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     27 oktober 2024

Trefwoorden: wettelijke aansprakelijkheid, verkeersongeluk, motorvoertuigen, bestuurder
Onderwerp: 
-    Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid: artikel 12, lid 1.

Feiten:
Verzoekende partij is de stichting Koskea, bewindvoerder van ED. Verwerende partij is de ‘Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij’ (hierna: verzekeringsmaatschappij). De zaak gaat over de aansprakelijkheid van de verzekeringsmaatschappij voor een situatie waarbij een persoon achter het stuur van een busje zat, en een inzittende tijdens het rijden plotseling de handrem heeft aangetrokken, waardoor de bestuurder slachtoffer is geworden van een ernstig ongeluk. Een van de inzittenden van het busje is aan zijn verwondingen overleden de volgende dag. De bestuurder reed in een personenbusje van een voetbalvereniging, welke verschillende verzekeringen had afgesloten bij verwerende partij. De verzekeringsmaatschappij heeft de kosten niet gedekt.

Overweging:
Op grond van artikel 4, lid 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), behoeft schade van de bestuurder van het motorrijtuig niet te worden gedekt door de verzekeringsmaatschappij, wanneer de bestuurder het ongeval veroorzaakt. Een zelfde regeling staat in artikel 12, lid 1, van richtlijn 2009/103, waarin is bepaald dat de verplichte verzekering aansprakelijkheid moet dekken voor de schade van alle inzittenden, met uitzondering van de bestuurder. De verwijzende rechter vraagt zich af of de bestuurder nog als ‘bestuurder’ kan worden aangemerkt, wanneer een andere inzittende door aan de handrem te trekken zich als bestuurder van de auto heeft gedragen. Tevens is het de vraag of bij het verlies van de status als bestuurder, deze persoon in aanmerking komt voor de inzittendenbescherming.

Prejudiciële vragen:
1. Dient art. 12 lid 1 gecodificeerde Richtlijn 2009/103 zo te worden uitgelegd dat de verplichte verzekering aansprakelijkheid moet dekken voor de schade van de (aanvankelijke) bestuurder in een geval waarin een inzittende ingrijpt in de besturing van het motorrijtuig en zich door dat ingrijpen een ongeval voordoet? 

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, vloeien uit het Unierecht dan bepaalde eisen voort die de nationale rechter in acht moet nemen bij de vaststelling of een bestuurder als bedoeld in art. 12 lid 1 gecodificeerde Richtlijn 2009/103 de hoedanigheid van bestuurder in de omstandigheden van het geval heeft verloren en in aanmerking komt voor de inzittendenbescherming volgens de algemene regel?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-537/03

Specifiek beleidsterrein: IenW; JenV