C-494/01, Commissie tegen Ierland (afval), arrest van 26 april 2005

Contentverzamelaar

C-494/01, Commissie tegen Ierland (afval), arrest van 26 april 2005

Signaleringsfiche Cie tegen Ierland
Arrest van het Hof van 26 april 2005, zaak C-494/01, Commissie tegen Ierland

Betrokken departementen
Alle

Sleutelwoorden
Niet-nakoming - Milieu - Beheer van afvalstoffen - Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EG

Beleidsrelevantie
Lidstaten kunnen worden veroordeeld voor de niet-handhaving (van wetgeving op basis) van richtlijnen. Zij moeten er voor zorgen dat overtreders een serieus risico lopen om betrapt te worden en bestraft op een wijze die leidt tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen economisch voordeel. Dit geldt ook ingeval de handhaving ligt bij decentrale overheden. Systematisch gedogen door decentrale overheden kan ook leiden tot een veroordeling van het Hof.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In deze zaak vorderde de Commissie gelijktijdig de vaststelling van de niet-nakoming door Ierland van de afvalstoffenrichtlijn (richtlijn 91/156/EEG) en de vaststelling van niet-nakoming wegens strijdige algemene administratieve praktijk.

Het Hof oordeelt, dat een administratieve praktijk door de Commissie kan worden aangevochten wanneer het een constante en algemene praktijk betreft. In deze zaak ging het om het vereiste uit de afvalstoffenrichtlijn op basis waarvan alleen afval mag worden verwerkt met een vergunning. Het Hof oordeelt, dat dit vereiste met zich meebrengt dat lidstaten er op moeten toezien dat het vergunningstelsel daadwerkelijk wordt toegepast en nageleefd. Hiertoe dienen de lidstaten te zorgen voor passende controles en dienen overtredingen daadwerkelijk te worden beëindigd en bestraft. Belangrijk is dat sprake is van 'effectieve handhaving'. Effectieve handhaving betekent dat overtreders een serieus risico lopen om te worden betrapt en bestraft op een wijze die in elk geval leidt tot ontneming van het verworven economisch voordeel.

De Commissie heeft in deze zaak twaalf gevallen aangebracht waaruit een tolerante houding van de plaatselijke overheden ten aanzien van afvalstortingen zonder vergunning bleek. Op basis hiervan oordeelde het Hof dat sprake was van een algemeen bestendige tolerante houding van de Ierse autoriteiten ten aanzien van talrijke situaties van schendingen zonder dat over werd gegaan tot daadwerkelijke beëindiging en bestraffing. Het Hof verwijst naar de conclusie van de A-G waarin wordt gesteld dat sprake is van een situatie die moet worden opgelost door een beleidswijziging van de centrale overheid.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
Uit dit arrest blijkt dat bij de implementatie van richtlijnen ook moet worden gezorgd voor voortdurende handhaving van de omzettingsmaatregelen. Lidstaten moeten er voor zorgen dat het apparaat effectief is. Hoewel het in deze zaak een geval van notoire niet-naleving van de afvalstoffenrichtlijn betrof, kan niet worden uitgesloten dat dit soort situaties zich ook op andere beleidsterreinen voordoen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld aanbestedingen. Deze uitspraak vormt aanleiding voor de departementen om na te gaan: (a) in hoeverre de eigen praktijk ter uitvoering van implementatiewetgeving in overeenstemming is met deze uitspraak en (b)de handhavingsbevoegdheid van (de-)centrale overheden zich met deze uitspraak verdraagt. Op dit moment is een soortgelijke zaak aanhangig (zaak C-135/05 Commissie tegen Italië). De Commissie (PbEG C 132/15-16) stelt dat Italië een groot aantal stortplaatsen illegaal en zonder overheidstoezicht op haar grondgebied gedoogt en daarmee de op haar rustende verplichtingen niet nakomt. Het ontbreken van informatie over de aanpassingsplannen die de exploitanten hadden moeten indienen voor 16 juli 2001, is voor de Commissie aanleiding te veronderstellen dat die plannen niet bestaan.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest aan alle Ministers met het advies om na te gaan of het arrest aanleiding geeft om de eigen handhavingspraktijk te herzien. De ICER verzoekt de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties om het fiche met arrest door te zenden aan de VNG en het IPO. De ICER zendt het fiche met arrest aan het ISO en het IOEA. Over dit arrest komt geen vervolgfiche.