C-497/24 Regione Marche
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 19 september 2024 Schriftelijke opmerkingen: 5 november 2024
Trefwoorden: belastingkrediet, landbouwsteun Onderwerp: - Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten: artikel 50, lid 4.
Feiten: Verzoekende partij is ‘GC’ een landbouwondernemer. Hij heeft steun ontvangen in het kader van de wijnsector. Verwerende partij ‘Regione Marche’ heeft de steun teruggevorderd, omdat GC ook andere (communautaire) steun had ontvangen. De partijen zijn het oneens over of belastingkrediet gecumuleerd kan worden met andere belastingvoordelen in verband met dezelfde kosten. De nationale wetgeving staat deze cumulatie toe, terwijl artikel 50 van verordening 1308/2013 de steun uitsluit voor ‘ondernemingen in moeilijkheden’ in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Dat zijn ondernemingen die dus andere steun hebben ontvangen.
Overweging: Regione Marche beweert dat belastingkrediet een vorm is van overheidssteun die de algehele kosten van een investering verlaagt door de belastingdruk te verlichten, zodat dit voordeel zou kunnen vallen onder de in verordening 1308/2013 vastgestelde maximumpercentages voor steun met betrekking tot de investeringskosten. De reden hiervoor is dat de kosten van een ingreep anders tweemaal zouden kunnen worden vergoed uit overheidsmiddelen. GC stelt dat het belastingkrediet, wat een instrument is van algemene belasting, strikt genomen niet als staatssteun kan worden gekwalificeerd, en dus mogelijk niet onder het maximumpercentage van artikel 50 van verordening 1308/2013 valt. De verwijzende rechter twijfelt over welke uitleg de juiste is, en vraagt daarom om uitleg van het artikel.
Prejudiciële vraag: Heeft artikel 50, lid 4, van verordening nr. 1308/2013, voor zover daarin is bepaald dat ,[m]et betrekking tot de subsidiabele investeringskosten [...] wat de steun betreft de volgende maximumpercentages van toepassing [zijn] voor de bijdrage van de Unie [...] b) 40 % in andere dan minder ontwikkelde gebieden’, ook betrekking op belastingkredieten, en moeten belastingkredieten bij de berekening van het maximumpercentage van 40 % bijgevolg worden gelijkgesteld met eventuele andere communautaire steun die de begunstigde ontvangt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal; LVVN