C-511/03, Ten Kate, arrest van 20 oktober 2005

Contentverzamelaar

C-511/03, Ten Kate, arrest van 20 oktober 2005

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 20 oktober 2005, C-511/03, Ten Kate Holding.

Betrokken departementen
Buitenlandse Zaken, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Justitie

Sleutelwoorden
Veterinairrechtelijke voorschriften - BSE - aansprakelijkheid lidstaat voor schade van particulieren als gevolg van schending van gemeenschapsrecht die aan hem kan worden toegerekend - toepasselijk recht - verplichting tot instelling van beroep wegens nalaten Commissie

Beleidsrelevantie
Het gemeenschapsrecht kent geen plicht voor lidstaten om een beroep tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 230 EG of wegens nalaten overeenkomstig artikel 232 EG in te stellen ten behoeve van één van zijn burgers. Wanneer, zoals in onderhavig geval, de lidstaat geen verplichting heeft geschonden die voortvloeit uit het Gemeenschapsrecht, zal de schadevergoedingsactie uitsluitend op grond van nationaal recht moeten worden afgehandeld.

Na het indienen van een verzoek aan het permanent comité, maar indien dit comité geen standpunt heeft ingenomen, is de Commissie niet verplicht om bij de Raad van de Europese Unie een voorstel in te dienen betreffende de te nemen maatregelen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Ten Kate Holding produceert en verkoopt eiwitten uit varkensvet ter verwerking in kalvermelk. In 1994 kondigt de Europese Commissie beschermingsmaatregelen af ter voorkoming van (verdere) verspreiding van BSE. Lidstaten kunnen volgens een comitologieprocedure door de Commissie worden gemachtigd om vervoedering van eiwit van niet-herkauwers aan herkauwers toe te staan. Nadat Ten Kate haar productieproces aan een protocol heeft aangepast verkrijgt zij op nationaal niveau toestemming. De Nederlandse regering vraagt aan de Commissie machtiging tot toepassing van het protocol, maar deze blijft uit. De comitologieprocedure heeft er in dit geval namelijk in uitgemond dat het comité geen standpunt heeft ingenomen en de Commissie vervolgens geen voorstel bij de Raad heeft ingediend.

In 1996 neemt de Commissie nieuwe maatregelen, die nopen tot verdere aanpassingen van het productieproces. De maatregelen leiden tot dure investeringen. Ten Kate staakt dan de productie van eiwit. Zij stelt de Staat aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade aangezien zij meent dat de Staat bij de Commissie onvoldoende op afgifte van de machtiging zou hebben aangedrongen. De Staat had de Commissie moeten dwingen via een beroep bij het Hof.

Het Hof oordeelt aan de ene kant dat noch artikel 230 EG (actie wegens nietigheid) noch artikel 232 EG (actie wegens nalatigheid) een lidstaat verplicht beroep in te stellen ten behoeve van één van zijn burgers op grond van vermeend nalaten van een instelling. Aan de andere kant oordeelt het Hof dat het gemeenschapsrecht zich er niet tegen verzet dat naar nationaal recht sprake is van een verplichting of aansprakelijkheid. De claim van Ten Kate moet derhalve verder naar nationaal aansprakelijkheidsrecht worden afgehandeld. In dit verband is van belang dat het Hof tevens oordeelt dat de Commissie niet verplicht was de machtiging af te geven of een voorstel daartoe aan de Raad voor te leggen, gezien de onzekerheden destijds omtrent het gevaar van BSE voor de volksgezondheid.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Met deze zaak staat vast dat het gemeenschapsrecht een lidstaat op geen enkele wijze verplicht om een beroep tot nietigverklaring of wegens nalaten ten behoeve van één van zijn burgers in te stellen.

De zaak maakt ook duidelijk dat een lidstaat niet vooruit moet lopen op een door de lidstaat gevraagde machtiging van de Commissie. Bijvoorbeeld door al vroegtijdig burgers te machtigen om af te wijken van bepaalde maatregelen, terwijl de gevraagde machtiging van de Commissie de comitologieprocedure nog niet met succes heeft doorlopen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.