C-513/24 Oblastni nemocnice Kolin
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 19 september 2024 Schriftelijke opmerkingen: 5 november 2024
Trefwoorden: BTW, recht op btw-aftrek
Onderwerp: - Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 173, lid 1.
Feiten: Verzoekende partij is een ziekenhuis. Het ziekenhuis verricht diensten in de gezondheidszorg, waarvoor geen recht op btw-aftrek bestaat. Er worden ook andere diensten verricht waarvoor wel recht op btw-aftrek bestaat, zoals het verrichten van klinisch onderzoek naar geneesmiddelen. Verzoekende partij heeft op 18 januari 2019 een aanvullende belastingaangifte voor december 2016 ingediend. Daarin is verzocht om uitoefening van het recht op gedeeltelijke aftrek. Op 5 februari 2021 heeft verwerende partij, de belastingdienst, een belastingaanslag vastgesteld waarin is ingestemd met een deel van de gevraagde btw-aftrek. Er was niet ingestemd met het gehele bedrag, omdat de voor het bedrag ontvangen prestaties hoofzakelijk bestemd waren voor diensten in de gezondheidszorg. Verzoekende partij heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waar hij geen gelijk kreeg. Uiteindelijk is er ook cassatieberoep ingesteld.
Overweging: Om aanspraak te kunnen maken op de toekenning van het recht op aftrek, moet er in beginsel sprake zijn van een ‘rechtstreeks en onmiddellijk verband’ tussen een specifieke handeling waarover btw moet worden voldaan en een of meer handelingen waarover eveneens btw moet worden voldaan en die recht geven op aftrek. In de onderhavige zaak is in geding of de door verzoekende partij gemaakte kosten voor de verwerving en instandhouding (reparatie, controle en onderhoud) van de minimale technische en materiële uitrusting van haar medische inrichting moeten worden geacht te vallen onder de (indirecte) algemene kosten, die rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met al haar economische activiteiten en derhalve ook met handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat.
Prejudiciële vraag: Moet artikel 173, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat wanneer het uitvoeren van een handeling waarvoor recht op aftrek bestaat afhankelijk is van het bezit van een vergunning voor de verrichting van handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat (zoals in casu gezondheidsdiensten), de goederen en daarmee samenhangende diensten die volgens de nationale regeling deel uitmaken van de minimale technische en materiële uitrusting van gezondheidsinstellingen en nodig zijn voor het verrichten van de gezondheidsdiensten, algemene (indirecte) kosten vormen die rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de algehele economische activiteit van de belastingplichtige en bijgevolg recht geven op evenredige aftrek van de btw?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-104/12; C-465/03; C-153/17 Volkswagen Financial Services (UK); C-132/16 Iberdrola Inmobiliaria Real Estate Investments
Specifiek beleidsterrein: Fin-Fiscaal