C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P, Association de la presse internationale (API)

Contentverzamelaar

C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P, Association de la presse internationale (API)

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 21 september 2010 in gevoegde zaken C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P Association de la presse internationale (API)

Betrokken departementen

Alle departementen

Sleutelwoorden
EG-verordening nr 1049/2001 (‘Eurowob’) – uitzondering openbaarmaking – bescherming gerechtelijke procedures – algemene aanname.

Beleidsrelevantie
Stukken die zijn ingediend door de instellingen in het kader van rechtstreekse beroepen bij het Hof van Justitie of het Gerecht (de zogenaamde ‘memories’) hoeven niet openbaar te worden gemaakt indien deze zaken nog aanhangig zijn. De openbaarmaking kan in dat geval worden geweigerd op grond van overwegingen van algemene aard. Dit geldt gedurende de gehele gerechtelijke procedure en stopt niet al na de terechtzitting maar pas na de uitspraak van het Hof of Gerecht. Het ligt voor de hand dat ook de memories ingediend in prejudiciële procedures niet openbaar hoeven te worden gemaakt.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

De Association de la presse internationale (API), een vereniging van journalisten, had de Commissie om toegang gevraagd tot haar memories ingediend in diverse zaken voor het Hof en het Gerecht. Het betrof zowel rechtstreekse (mededinging en niet nakomings)zaken als zaken in particuliere geschillen waarin prejudiciële vragen aan het Hof waren gesteld door nationale rechters. In de prejudiciële zaken was al uitspraak gedaan en de Commissie heeft haar memories bij die zaken vrijgegeven. Het verzoek voor de overige zaken werd door de Commissie met een beroep op de uitzonderingsgronden van de Eurowob grotendeels afgewezen. Het Gerecht heeft dit besluit gedeeltelijk nietig verklaard en ook aangegeven dat de toegang tot memories als er nog geen terechtzitting heeft plaatsgevonden op algemene wijze en automatisch kan worden geweigerd. Het Hof gaat nog een stapje verder door aan te geven dat openbaarmaking van memories gedurende de gehele rechterlijke procedure kan worden geweigerd.

Het Hof oordeelt dat in rechtstreekse zaken de toegang tot memories kan worden geweigerd op grond van overwegingen van algemene aard indien de memories zijn ingediend in zaken die nog aanhangig zijn. De algemene aanname is hier dat openbaarmaking van memories zou kunnen leiden tot ondermijning van de gerechtelijke procedures. Het Hof baseert zich daarbij allereerst op de bijzondere kenmerken van memories. Memories maken eerder deel uit van de gerechtelijke werkzaamheden van het Hof dan van de administratieve taken van de Commissie. De Eurowob is  niet van toepassing op het Hof. De toepassing van het transparantiebeginsel is beperkt voor gerechtelijke werkzaamheden om te voorkomen dat de bescherming van gerechtelijke procedures in het gedrang komt. Openbaarmaking van memories zou aldus het Hof tot gevolg hebben dat deze beperking grotendeels haar nuttige werking zou verliezen. Daarnaast geeft het Hof aan dat het beginsel van de ‘equality of arms’ wordt ondermijnd door de openbaarmaking van memories in lopende zaken. Zo kan er een publiek debat ontstaan over de ingediende memories, wat het uitgedragen standpunt kan beïnvloeden. Ook kan het noodzakelijk evenwicht tussen de partijen worden aangetast als slechts een van de partijen toegang dient te verlenen tot haar memories. Voorts wordt de algemene aanname in dit geval ook gerechtvaardigd door het Statuut van het Hof van Justitie en de reglementen voor procesvoorziening, die niet voorzien in een recht van toegang van derden tot bij het Hof in gerechtelijke procedures ingediende memories. Het Hof benadrukt dat het aan de belanghebbende is om aan te tonen dat een bepaald opgevraagd document niet onder de algemene aanname valt.

Toegang tot ingediende memories in een aanhangige gerechtelijke procedure mag gedurende die gehele procedure worden geweigerd zonder concreet onderzoek, dus ook als er een terechtzitting heeft plaatsgevonden, aldus het Hof. Een instelling kan zich echter niet op de aanname dat openbaarmaking zou leiden tot ondermijning van de gerechtelijke procedure baseren als de gerechtelijke procedure al is afgerond. Als openbaarmaking van memories dan zou leiden tot ondermijning van de gerechtelijke werkzaamheden in een samenhangende zaak, dient dit door een concreet onderzoek te worden aangetoond. Evenmin leidt openbaarmaking van memories in een zaak waarin een arrest is gewezen tot ondermijning van onderzoeken in het kader van een (mogelijk) beroep op grond van artikel 260 VWEU (oud 228 EG, niet nakoming van een arrest). De in artikel 258 (niet nakoming van EU verplichtingen) en 260 VWEU vervatte procedures zijn verschillende procedures, met onderscheiden doelen aldus het Hof.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau

In de uitspraak geeft het Hof aan dat instellingen in lopende rechtstreekse zaken de toegang tot ingediende memories mogen weigeren zonder een voorafgaand concreet onderzoek, zelfs als er een terechtzitting heeft plaatsgevonden. De al door Nederland gevolgde beleidslijn, waarbij als regel geldt dat processtukken van de Nederlandse regering niet openbaar worden gemaakt in lopende procedures, wordt door deze uitspraak bevestigd.
De uitspraak betreft in principe alleen rechtstreekse zaken. Het ligt wel voor de hand dat de aanname dat openbaarmaking van memories zou kunnen leiden tot ondermijning van de gerechtelijke procedures ook geldt voor memories ingediend in prejudiciële procedures.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers met het verzoek aan de minister van BZK dit fiche tevens door te sturen aan de IWO, de VNG, het IPO en de UvW, en met het verzoek aan de minister van Veiligheid en Justitie om het door te sturen naar de Raad voor de rechtspraak.