C-516/21 Finanzamt X 

Contentverzamelaar

C-516/21 Finanzamt X 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 januari 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    27 februari 2022

Trefwoorden : btw, werktuigen en machines, verhuur, enkele prestatie

Onderwerp :

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

-           Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening nr. 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst

Feiten:

Verzoeker heeft in de jaren 2010 tot en met 2014 stallen verpacht voor het opfokken van kalkoenen. In die stallen waren werktuigen en machines voor voeding, verwarming, ventilatie en verlichting blijvend geïnstalleerd. Hij is ervan uitgegaan dat zijn prestatie, waarvoor één pachtprijs werd betaald, als geheel was vrijgesteld van BTW. De Duitse belastingdienst was daarentegen van mening dat, op basis van de door verzoeker gemaakte kosten, 20 % van de pachtprijs betrekking heeft op de werktuigen en machines en dat daarover dus btw moet worden betaald. Derhalve heeft de belastingdienst overeenkomstige belastingaanslagen vastgesteld. De belastingrechter in eerste aanleg, heeft het vervolgens ingestelde beroep gegrond verklaard. Tegen dat arrest heeft het de belastingdienst beroep in Revision ingesteld.

Overweging:

Volgens artikel 135, lid 1, onder l), van richtlijn 2006/112 wordt vrijstelling verleend voor de verhuur en verpachting van onroerende goederen. Op grond van artikel 135, lid 2, eerste volzin, onder c), van die richtlijn is onder meer de „verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines” van deze vrijstelling uitgesloten. De aan het Hof voorgelegde vraag betreffende de uitlegging van artikel 135, lid 2, eerste volzin, onder c), van richtlijn 2006/112 rijst indien aan de volgende drie voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet de verpachting van het gebouw met de daarin blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines als geheel voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. In de tweede plaats moet de uitsluiting van de vrijstelling als bedoeld in artikel 135, lid 2, eerste volzin van richtlijn 2006/112 in beginsel op de verpachting van werktuigen en machines van toepassing zijn. In de derde plaats moet er sprake zijn van één enkele handeling. De verwijzende rechter vraagt zich af of het standpunt dat sprake is van één enkele prestatie doorslaggevend is of dat uit artikel 135, lid 2, eerste volzin, onder c), van richtlijn 2006/112 moet worden afgeleid dat een eenheid van handelingen moet worden gesplitst in een belastingvrij en een belastingplichtig gedeelte. Uit arrest Mailat volgt geen duidelijk antwoord op de prejudiciële vraag. Het is juist dat het Hof in dat arrest met betrekking tot roerende goederen, die echter elementen zijn die als integrerende onderdelen verband houden met het onroerend goed, is uitgegaan van een bijkomende prestatie bij een vrijgestelde verpachting van onroerend goed. Hoewel op basis daarvan de vraag kan rijzen naar de toepassing van artikel 135, lid 2, eerste volzin, onder c), van richtlijn 2006/112 en een daaruit voortvloeiende belastingplicht, heeft het Hof zich in dat arrest daarover niet uitgesproken.

Prejudiciële vraag:

Heeft de verplichting om belasting te betalen op de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines als bedoeld in artikel 135, lid 2, onder c), van richtlijn 2006/112 betrekking op

– enkel de afzonderlijke (op zichzelf staande) verhuur van dergelijke werktuigen en machines of ook op

– de verhuur (verpachting) van dergelijke werktuigen en machines, die op grond van een verpachting van een gebouw tussen dezelfde partijen (en als bijkomende prestatie) volgens artikel 135, lid 1, onder l), van richtlijn 2006/112 van belasting is vrijgesteld?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Régie communale autonome du stade Luc Varenne (C-55/14), Frenetikexito (C- 581/19), (C-173/88), Stadion Amsterdam (C-463/16), Veronsaajien oikeudenvalvontayksikkö (Colocatiediensten) (C-215/19), (C-17/18)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal