C-521/04, Tillack, arrest van 19 april 2005

Contentverzamelaar

C-521/04, Tillack, arrest van 19 april 2005

Signaleringsfiche Tillack
Arrest van het Hof van Justitie van 19 april 2005, zaak C-521/04, Tillack, gesteund door de International Federation of Journalists tegen de Europese Commissie/OLAF.

Betrokken departementen
JUS, FIN, BZK, SZW, EZ, LNV

Sleutelwoorden
Ontvankelijkheid beroep - effectieve rechtsbescherming - bescherming journalistieke bronnen - doorsturen informatie door OLAF aan nationale vervolgende instanties - causaliteit bij schade

Beleidsrelevantie
Het arrest van het Hof onderstreept dat er een strikte taakafbakening is tussen het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), de fraudebestrijdingseenheid van de Europese Commissie en de instanties die in de lidstaten zijn belast met strafrechtelijke vervolging (in Nederland het OM) OLAF kan de uitkomst van eigen administratieve onderzoeken naar onregelmatigheden kan voorleggen aan nationale instanties, maar kan hen niet verplichten vervolgens (strafrechtelijk) op te treden. De beslissing wat met de verkregen informatie te doen blijft voorbehouden aan de desbetreffende nationale instanties.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
OLAF is in maart 2002 een onderzoek gestart naar het (mogelijk tegen betaling) lekken van vertrouwelijke informatie afkomstig van de heer Van Buitenen aan een journalist van Stern. Op 11 februari 2004 heeft OLAF de uitkomsten van dit onderzoek overgedragen aan de bevoegde justitiële autoriteiten in Hamburg en Brussel. De Belgische federale politie is daarop een onderzoek begonnen en heeft daarbij onder meer huiszoeking bij de betrokken journalist gedaan. Deze stelt daardoor schade te hebben ondervonden, maar ondertussen geen effectieve rechtsbescherming te hebben gekregen.

Het Hof stelt vast dat OLAF door het overdragen van de onderzoeksresultaten aan de Belgische en Duitse justitiële autoriteiten binnen de grenzen van Verordening 1073/99 is gebleven. OLAF heeft het aan de beoordeling van de desbetreffende autoriteiten overgelaten een vervolg te geven aan deze informatie. Alhoewel deze autoriteiten wel geacht werden iets met de informatie van OLAF te doen, kwam de enkele aanbieding daarvan niet neer op een verplichting om vervolgens specifieke maatregelen te nemen. Nu de beslissing al dan niet een vervolg te geven aan informatie van OLAF aan de bevoegde nationale autoriteiten is voorbehouden, moet degene op wie de informatie betrekking heeft volgens het Hof een beroep doen op de relevante nationale wetgeving voor het effectueren van zijn rechtsbescherming. Hieronder begrepen de grondrechten die integraal onderdeel vormen van het Gemeenschapsrecht. Uit het voorgaande volgt volgens het Hof tot slot dat OLAF niet aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele schade die de betrokkene stelt te hebben ondervonden. Die is immers het gevolg van de beslissing van de nationale autoriteiten een onderzoek te openen en niet van het aanbieden van de informatie die OLAF tijdens het eigen onderzoek had verzameld. Om al deze redenen acht het Hof het beroep van de heer Tillack tegen een eerdere beslissing van de President van het Gerecht van eerste aanleg ongegrond.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest bevestigt dat de beslissing een vervolg te geven aan de uitkomsten van een administratief onderzoek door OLAF, een zaak is van de bevoegde nationale instanties. In Nederland is dit het OM. De uitspraak past binnen de huidige taakverdeling tussen OLAF en de nationale autoriteiten. Op de achtergrond speelt uiteraard de discussie over de wenselijkheid van de instelling van een Europees Openbaar Aanklager. Het Europees Parlement heeft de Commissie en Raad onlangs opgeroepen uiterlijk eind dit jaar voorstellen te doen over de toekomstige rol van OLAF in relatie tot de Europees Openbaar Aanklager en Eurojust. De Commissie lijkt daarvoor wel gevoelig.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de Ministers van Justitie, van Financiën, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken. De ICER verzoekt de Minister van Justitie om het fiche en het bijbehorende arrest door te zenden aan de Raad voor de Rechtspraak en het College van Procureurs-Generaal. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.