C-536/07 Commissie tegen Duitsland

Contentverzamelaar

C-536/07 Commissie tegen Duitsland

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 29 oktober 2009, in zaak C-536/07 Commissie tegen Duitsland

Betrokken departementen
Alle departementen

Sleutelwoorden

Overheidsopdrachten voor uitvoering van werken - Richtlijn 93/37 EG

Beleidsrelevantie

Dit arrest geeft een nadere invulling aan het begrip overheidsopdracht voor werken. Het Hof kwalificeert de hoofdovereenkomst tussen een aanbestedende dienst en een aannemer als een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken, hoewel die volgens de betrokken partijen betrekking heeft op de verhuur van gebouwen. Fundamenteel  is daarbij dat de overeenkomst tot doel heeft de gebouwen te realiseren conform de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen, de gebouwen een economische functie vervullen, zij de drempelwaarde uit de Richtlijn ruim overschrijden en er sprake is van een bezwarende titel waarbij de “verhuurder”  als aanneemster is opgetreden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

KölnMesse GmbH (hierna: „KölnMesse”) is een privaatrechtelijke vennootschap waarvan het kapitaal voor 79,02 % in handen is van de stad Keulen. Zij heeft de organisatie van beurzen en exposities ter bevordering van industrie, handel en ambacht tot doel. KölnMesse verkocht in 2003 een stuk grond voor de bouw van vier expositiehallen voor een bedrag van € 67,4 miljoen aan GKM GbR, een particuliere investeringsmaatschappij. In de verkoopovereenkomst voor dit stuk grond werd een stedenbouwkundig plan opgenomen.
De stad Keulen en GKM GbR sloten een overeenkomst waarbij GKM-GbR de stad Keulen gedurende 30 jaar het gebruiksrecht op dat stuk grond en de daarop op te trekken gebouwen verleende tegen een maandelijkse huur (hierna de ‘hoofdovereenkomst’). De stad stelde in die overeenkomst gedetailleerde eisen aan de te bouwen werken. De kosten voor deze bouwwerken werden geraamd op ongeveer € 235 miljoen. De huur die gedurende de 30-jarige looptijd van de overeenkomst in maandelijkse termijnen wordt geïnd, wordt in totaal op ongeveer € 600 miljoen geraamd.
De Europese Commissie startte een inbreukprocedure tegen Duitsland omdat de hoofdovereenkomst tussen de stad Keulen en GKM-GbR volgens haar een overheidsopdracht voor werken was en Europees had moeten worden aanbesteed. Duitsland voert ter verdediging twee argumenten aan. Dit fiche beperkt zich tot het oordeel van het Hof over het eerste argument van Duitsland dat geen sprake is van een overheidsopdracht voor werken in de zin van de Richtlijn 93/37 (hierna: "de Richtlijn"). Volgens het Hof is alleen de hoofdovereenkomst relevant voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een overheidsopdracht voor werken. Het Hof toetst vervolgens aan het bestaan van de elementen voor een overheidsopdracht voor werken.
Ten eerste volgt uit vaste rechtspraak dat de nationale juridische kwalificatie van een overeenkomst irrelevant is in het kader van de beoordeling onder het gemeenschapsrecht. Het Hof stelt dat het voor een overheidsopdracht voor werken doorslaggevend is dat deze conform de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen wordt uitgevoerd.  Welke middelen daarvoor worden gebruikt is niet relevant. De overeenkomst tussen de stad Keulen en GKM-GbR vertoont volgens het Hof elementen van een verhuurovereenkomst, maar op de datum van het sluiten van de overeenkomst was nog niet met de aanvang van de bouw begonnen, waardoor het hoofddoel van de overeenkomst geen verhuur kan zijn.
Vervolgens overweegt het Hof dat de overeenkomst zeer specifieke kwalificaties bevat ten aanzien van de te realiseren gebouwen, die veel verder gaan dan de eisen die een huurder gewoonlijk aan een nieuw gebouw van een zekere grootte stelt. Daarom moet volgens het Hof worden geconcludeerd dat het hoofdvoorwerp van de overeenkomst de bouw van de betrokken expositiehallen was die voldeden aan de eisen die de stad Keulen had gesteld.
Bovendien is er volgens het Hof sprake van een “werk” in de zin van de Richtlijn omdat de gebouwen een economische functie vervullen, zij de drempelwaarde uit de Richtlijn ruim overschrijden en er sprake is van een bezwarende titel waarbij GKM-GbR als aanneemster is opgetreden. Het feit dat de bouwkosten van GKM-GbR lager zijn dan het totaalbedrag dat zij aan huurpenningen ontvangt en het feit dat de stad Keulen geen terugkoopoptie of verplichting heeft, doen aan deze conclusie niet af.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Het arrest heeft geen directe gevolgen voor beleid of regelgeving, anders dan dat het verduidelijkt onder welke omstandigheden sprake is van een overheidsopdracht voor werken.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers met het verzoek aan de minister van BZK dit fiche tevens door te sturen aan de VNG, het IPO en de UvW. Een vervolgfiche is niet nodig.