C-553/21 Shell Deutschland Oil
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 16 november 2021 Schriftelijke opmerkingen: 2 januari 2022
Trefwoorden : facultatieve belastingvrijstelling, termijn voor indiening, evenredigheidsbeginsel
Onderwerp :
- Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.
Feiten:
Verzoekster is een onderneming in de bewerkings-/verwerkingsindustrie. Zij heeft bij verweerder (Hauptzollamt Hamburg) verschillende verzoeken tot vrijstelling van energiebelasting ingediend voor een periode van augustus tot en met november 2010. De verzoeken zijn pas in mei 2012 bij verweerder aangekomen. Verweerder heeft de verzoeken tot vrijstelling voor de aangevraagde periode afgewezen, omdat niet aan de relevante indieningstermijn was voldaan in het kader van nationale wetgeving.
De Duitse wetgever heeft op basis van artikel 6, onder c), en artikel 5, eerste volzin, vierde streepje, van de richtlijn nationale wetgeving geïntroduceerd die bepalingen vaststelt voor belastingvrijstelling voor bedrijven in de energiesector. Eén van de formele voorwaarden is dat de aanvraag voor vrijstelling uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het recht op belastingvrijstelling is ontstaan, bij het Hauptzollamt wordt ingediend.
Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af of belastingvrijstelling mag worden geweigerd op de enkele grond dat verzoekster de indieningstermijn niet in acht heeft genomen. Daarbij rijst de vraag of het evenredigheidsbeginsel uit het Unierecht gebiedt dat een belastingvrijstelling die facultatief is, toch wordt toegekend, ondanks de inbreuk op de indieningstermijn zoals vastgesteld in nationale wetgeving. In het bijzonder is van belang dat in de onderhavige zaak de vaststelling van de belasting nog niet is verjaard.
Prejudiciële vragen:
Geldt het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel ook voor de facultatieve belastingverlaging als bedoeld in artikel 5, eerste volzin, vierde streepje, van richtlijn 2003/96, met als gevolg dat de lidstaat de belastingverlaging niet mag weigeren na het verstrijken van de in zijn nationaal recht gestelde termijn om deze verlaging aan te vragen, wanneer op het tijdstip waarop de aanvraag bij de bevoegde instantie toekomt, de vaststelling van de belasting nog niet is verjaard?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-273/11; C-418/14 ROZ-SWIT; C-110/98-C-147/98; C-395/02 Transport Service; C-146/05; C-68/18 Petrotel-Lukoil; C-355/14 ; C-661/18 CTT – Correios de Portugal
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal