C-555/18 K.H.K.
Prejudiciële zaak Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 16 oktober 2018 Schriftelijke opmerkingen: 2 december 2018 Trefwoorden: Onderwerp: - Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken Feiten: Volgens het verzoek tot uitvaardiging van een betalingsbevel van de verzoeker bij de Rayonen sad (rechter in eerste aanleg) waren de schuldenaars hoofdelijk verplicht een bedrag van 15 060 BGN te voldoen. Dit bestond uit een verschuldigde aanbetaling op grond van een voorlopige koopovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente. Het betalingsbevel werd uitgevaardigd door het gerecht overeenkomstig artikel 410 GPK dat aan de schuldenaars werd betekend. Deze afschriften van het bevel werden teruggezonden, ondanks het feit dat geen sprake was van een adreswijziging. De vertegenwoordiger van verzoeker diende daarop op grond van artikel 618a GPK in de procedure een verzoekschrift in waarin de schuldvordering op 15 060 BGN werd becijferd, werd gevorderd conservatoir beslag te leggen op de bankrekening van de schuldenaars, die in Zweden waren opgespoord, en werd verzocht om uitvaardiging van een Europees bevel tot conservatoir beslag overeenkomstig artikel 8 lid 1 van verordening nr. 665/2014. Met het oog op instelling van een procedure krachtens 618a GPK en ter aanwijzing van een rapporteur legde het gerecht het verzoekschrift en de gevoegde stukken bij de tweede afdeling civiel recht van de Sofiyski rayonen sad. Het hoofd van de tweede afdeling besliste dat het overeenkomstig artikel 410 GPK uitgevaardigde bevel een authentieke akte was en droeg het gerecht op uitspraak te doen op het verzoek, omdat er geen redenen waren om een afzonderlijke procedure in te stellen. Overweging: De voorzitter van 155e kamer van de Sofiyski rayonen sad is van mening dat een betalingsbevel dat is uitgevaardigd overeenkomstig artikel 410 GPK geen authentieke akte vormt in de zin van artikel 4, punt 10, van verordening nr. 655/2014, aangezien het door de rechter overeenkomstig artikel 415, lid 5 GPK nietig wordt verklaard indien de verzoeker geen bewijs overlegt dat zijn vordering binnen de gestelde termijn is ingesteld. Naar mening van de verwijzende rechter kan een nog niet in kracht van gewijsde gegaan betalingsbevel geen authentieke akte vormen. Derhalve verlangt de verwijzende rechter uitlegging van het begrip ‘authentieke akte’. Daarnaast is de verwijzende rechter van mening dat voor een verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen van de schuldenaar, bij gebreke van een definitief betalingsbevel of een authentieke akte, een afzonderlijke procedure moet worden ingeleid. Daarbij stelt de verwijzende rechter dat de in artikel 18, lid 1 van de verordening vastgestelde termijn moet worden nageleefd, evenwel op voorwaarde dat buiten de aanmaningsprocedure waarin de toepasselijke termijnen op grond van een bepaling van nationaal recht zijn geschorst, een afzonderlijke procedure aanhangig is gemaakt. Prejudiciële vragen: 1. Is een nog niet in kracht van gewijsde gegaan betalingsbevel betreffende een geldvordering, dat is uitgevaardigd overeenkomstig artikel 410 van de Grazhdanski protsesualen kodeks (Bulgaars wetboek van burgerlijke rechtsvordering, hierna: „GPK”), een „authentieke akte” in de zin van artikel 4, punt 10, van verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014? 2. Indien het overeenkomstig artikel 410 GPK uitgevaardigde betalingsbevel geen authentieke akte is, moet dan op verzoek, buiten de procedure overeenkomstig artikel 410 GPK om, een afzonderlijke procedure krachtens artikel 5, onder a), van verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 worden ingeleid? 3. Indien het overeenkomstig artikel 410 GPK uitgevaardigde betalingsbevel een authentieke akte is, is de rechter dan gehouden om uitspraak te doen binnen de termijn van artikel 18, lid 1, van verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 wanneer de termijnen volgens een bepaling van nationaal recht gedurende de gerechtelijke vakanties geschorst zijn? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: - Specifiek beleidsterrein: