C-556/25 Haluska
Dit fiche is slechts een samenvatting. De verwijzingsbeschikking is bepalend
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 8 oktober 2025 Schriftelijke opmerkingen: 24 november 2025
Trefwoorden: elektriciteitsmarkt, erfdienstbaarheid, mededinging
Onderwerp: Richtlijn 2019/944 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit: artikel 8 en artikel 9, lid 1.
Verzoeker is een kleine elektriciteitsproducent die werkzaam is op basis van een ‘vereenvoudigde procedure’ in de zin van artikel 8, lid 3 van de richtlijn 2019/944. Op grond van het nationaal recht krijgt zij als kleine elektriciteitsproducent die heeft voldaan aan de kennisgevingsplicht geen toegang tot de erfdienstbaarheden die bij wet wél worden toegekend aan elektriciteitsproducenten die werkzaam zijn op basis van een vergunning. Zij stelt dat deze regeling (tevens de nationale uitlegging van richtlijn 2019/944), grotere elektriciteitsproducenten bevoordeelt, de mededinging verstoort en de toegang van kleinere producenten tot de elektriciteitsmarkt belemmert.
Prejudiciële vragen: 1. Vallen nationale regelingen waarbij de nationale wetgever kleine elektriciteitsproducenten die werkzaam zijn op grond van een vereenvoudigde procedure in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU (herschikking), automatisch uitsluit van de uitoefening van de bij nationaal recht erkende rechten uit hoofde van erfdienstbaarheden die de uitoefening van een economische activiteit op energiegebied vergemakkelijken, terwijl andere elektriciteitsproducenten die rechten wel kunnen uitoefenen, binnen de werkingssfeer van het Unierecht, gelet op artikel 194, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 8, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1, van voornoemde richtlijn?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 8, leden 1 en 3, gelezen in samenhang met artikel 9, lid 1, van richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU (herschikking), aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan nationale regelingen waarbij de nationale wetgever kleine elektriciteitsproducenten die werkzaam zijn op grond van een vereenvoudigde procedure in de zin van artikel 8, lid 3, van voornoemde richtlijn automatisch uitsluit van de uitoefening van de bij nationaal recht erkende rechten uit hoofde van erfdienstbaarheden die de uitoefening van een economische activiteit op energiegebied vergemakkelijken, terwijl andere elektriciteitsproducenten die rechten wel kunnen uitoefenen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-105/18-C-113/18 UNESA e.a.
Specifiek beleidsterrein: EZ