C-567/07, Woningstichting Sint Servatius, arrest van 1 oktober 2009

Contentverzamelaar

C-567/07, Woningstichting Sint Servatius, arrest van 1 oktober 2009

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 1 oktober 2009 in zaak C-567/07. Partijen: Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en Woningstichting Sint Servatius.

 

Betrokken departementen

BZK, EZ, OCW, BZ en VROM

Sleutelwoorden

Vrij verkeer van kapitaal – Artikel 56 EG – Rechtvaardigingsgrond – Volkshuisvestingsbeleid

Beleidsrelevantie

Het belang van volkshuisvesting en de financierbaarheid daarvan kan een dwingende reden van algemeen belang vormen die een beperking van het vrij verkeer van kapitaal rechtvaardigen. Voorafgaande toestemming om een woningbouwproject in een andere lidstaat te realiseren kan hiervoor een noodzakelijk en geschikt middel zijn. De regeling voor een dergelijke voorafgaande toestemming dient gebaseerd te zijn op objectieve criteria die niet discriminerend en vooraf kenbaar zijn.

 

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Woningcorporatie Servatius heeft de minister voor WWI verzocht haar als experiment toestemming te verlenen voor een bouwproject in Luik op 30 km van de Nederlandse grens. De minister weigerde deze toestemming omdat dit project niet in het belang van de volkshuisvesting in Nederland is. Servatius acht deze weigering in strijd met het vrij verkeer van kapitaal. In hoger beroep stelt de Afdeling bestuursrechtspraak prejudiciële vragen over de artikelen 56, 58 en 86, lid 2, EG.

Het Hof is van oordeel dat het vereiste van voorafgaande toestemming voor grensoverschrijdende investeringen in onroerend goed een beperking vormt van het vrij verkeer van kapitaal van woningcorporaties. Het belang van de volkshuisvesting en de financiering van dat stelsel acht het Hof echter een dwingende reden van algemeen belang die een beperking op het vrij verkeer van kapitaal kan rechtvaardigen. Over de noodzakelijkheid en proportionaliteit oordeelt het Hof dat een voorafgaande toestemming bij volkshuisvesting een geschiktere maatregel kan zijn dan controle achteraf. Een regeling van voorafgaande administratieve toestemming mag echter niet leiden tot discretionair optreden van de overheid waardoor het vrij verkeer wordt ondermijnd. Daarom moet zo’n regeling voldoen aan drie eisen. Ze moet 1) gebaseerd zijn op objectieve criteria, die 2) niet-discriminerend en 3) vooraf kenbaar zijn. Het Hof betwijfelt of hieraan wordt voldaan, omdat de regeling de toestemming slechts afhankelijk stelt van één enkele voorwaarde (het belang van de volkshuisvesting in Nederland). Bovendien blijkt dat de controle per geval wordt uitgeoefend, zonder dat wordt gerefereerd aan een bestuursrechtelijke tekst of enig ander specifiek en objectief criterium dat vooraf kenbaar is. Het is aan de Afdeling om hierover het eindoordeel te geven. De vragen over de artikelen 86, lid 2, en 87 EG worden niet beantwoord, omdat ze te weinig raakvlakken hebben met het hoofdgeding.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau

Dit arrest wordt betrokken bij de nieuwe woningcorporatie-wetgeving en -beleidsregels. Deze is momenteel in voorbereiding.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de ministers voor WWI, van VROM, EZ, BZK en OCW. Een vervolgfiche is niet nodig.