C-571/24 Kreis Bergstraße

Contentverzamelaar

C-571/24 Kreis Bergstraße

Prejudiciële hofzaak     

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 oktober 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    8 december 2024

Trefwoorden: gezinshereniging, termijn

Onderwerp:  Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging: artikel 10, lid 3, onder a).

Feiten:
Verzoekende partijen zijn ‘YO’ en ‘CT’. Zij zijn Syrische onderdanen, en vragen in Duitsland om verlening van een visum voor gezinshereniging met hun zoon die in Duitsland woont. De zoon is in 2015 naar Duitsland gekomen en heeft in 2017 een verblijfsvergunning verkregen. Tussen 2015 en 2017 heeft de zoon meerdere pogingen gedaan om zijn ouders een verzoek tot gezinshereniging in te laten dienen, maar dit was juridisch niet mogelijk omdat de asielprocedure nog niet was afgerond en omdat hij op de datum van erkenning van de vluchtelingenstatus inmiddels meerderjarig was geworden. Tevens kregen de ouders te horen dat zij niet onmiddellijk na het verkrijgen van de vluchtelingenstatus van de zoon een verzoek hadden ingediend, terwijl zij dit binnen drie maanden hadden moeten doen. 

Overweging:
De termijn van drie maanden voor het indienen van een verzoek tot gezinshereniging na de datum van erkenning van de vluchtelingenstatus vloeit voort uit een arrest van het Hof. De verzoekende partijen stellen dat zij voor dit arrest niet op de hoogte waren dat er een recht op gezinshereniging bestond, en dat het verzuim van de termijn van drie maanden niet aan hen kon worden tegengeworpen. De verwijzende rechter wil weten of de termijn nog van toepassing is op de situatie vóór het verschijnen van het arrest, wanneer het verzoek kans van slagen zou hebben gehad indien het verzoek na het verschijnen van het arrest was gedaan, ondanks dat de zoon inmiddels meerderjarig is.

Prejudiciële vragen:
1) Blijft de termijn van drie maanden na de datum van erkenning van de vluchtelingenstatus, waaraan volgens het arrest van het Hof van 12 april 2018 in zaak C-550/16 (punt 61) moet worden voldaan voor een op grond van artikel 10, lid 3, onder a), van richtlijn 2003/86/EG ingediend verzoek om gezinshereniging wanneer de gezinshereniger jonger dan 18 jaar was op het tijdstip van zijn aankomst op het grondgebied van de lidstaat en van indiening van zijn asielverzoek, maar gedurende de asielprocedure meerderjarig is geworden, ongewijzigd van toepassing zelfs indien deze termijn op de datum van voornoemd arrest reeds was verstreken, maar een verzoek om gezinshereniging van een reeds meerderjarige vluchteling volgens de toenmalige praktijk van de autoriteiten en de rechtspraak van de hoogste rechter in deze lidstaatgeen kans van slagen had?
2) Indien de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord: begint de termijn in dergelijke gevallen dan pas op een latere datum of geldt er een langere termijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-550/16 A. en S. 

Specifiek beleidsterrein: AenM

Gerelateerde documenten