C-574/14 PGE

Contentverzamelaar

C-574/14 PGE

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   12 februari 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 februari 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   28 maart 2015
Trefwoorden: staatssteun (gestrande kosten)

Onderwerp: VWEU artikel 107 (staatssteun)

Verzoekster alsmede PGE Elektrownia Bełchatów S.A. (ELB) behoren tot het PGA S.A. concern (energieleveranciers). ELB heeft niet de status van producent in de zin van de wet van 29 juni 2007, maar van een onderneming wier financiële resultaat van invloed kan zijn op de hoogte van de jaarlijkse aanpassing van de gestrande kosten van de energieproducenten waarmee zij samen een concern vormt. Verzoekster is voordat ELB bij het concern kwam verbintenissen aangegaan waarvan terugbetaling geresulteerd heeft in het ontstaan van gestrande kosten. Zij maakt nu bezwaar tegen een besluit van de Toezichthouder energiemarkt (verweerster) van juli 2010 waarin de gestrande kosten van verzoekster zijn aangepast (bedrag ELB is in mindering gebracht). In de POL wet staat dat binnen een concern ondernemingen elkaar moeten ondersteunen voordat aanspraak op staatssteun kan worden gemaakt. Verzoekster meent dat de betreffende wet uitsluitend van toepassing is op ondernemingen die in de bijlage bij die wet genoemd worden als behorend tot het concern en dat is in casu niet zo. De Rb Warschau stelt verzoekster (juni 2012) in het gelijk. Verweerster gaat in beroep, maar het Hof Warschau (januari 2013) wijst dat af. De zaak ligt nu voor in cassatie bij de verwijzende rechter. Verweerster is van mening dat de methode voor gestrande kosten inhoudt dat rekening moet worden gehouden met het concern waarvan de onder de wet van 29 juni 2007 vallende energieproducenten werkelijk deel uitmaakten in het betrokken jaar van de aanpassing van deze kosten. Verzoekster geeft echter een andere uitleg aan de door de EURCIE opgestelde ‘mededeling van de Commissie betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten’. Volgens de verwijzende POL cassatierechter zal het antwoord op de vraag over de gestrande kosten zijn weerslag hebben op het bedrag aan staatssteun dat verzoekster uiteindelijk over 2009 zal ontvangen. Hij vraagt zich met name af of de nationale rechterlijke instantie bij beslechting van geschillen op dit terrein verplicht is na te gaan of de concrete toepassing van de POL wet die is aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU, in overeenstemming is met de beschikking van de Commissie en de daaraan ten grondslag liggende veronderstellingen. Hij legt het HvJEU onderstaande vragen voor:
1. Moet artikel 107 [VWEU], gelezen in samenhang met artikel 4, lid 3, [VEU] en artikel 4, lid 2, van de beschikking van de Commissie van 25 september 2007, aldus worden uitgelegd dat wanneer de Europese Commissie staatssteun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart, de nationale rechter niet mag nagaan of de als rechtmatige staatssteun aangemerkte nationale bepalingen in overeenstemming zijn met de veronderstellingen in de mededeling van de Commissie betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten (hierna: „methode voor gestrande kosten”)?
2. Moet artikel 107 [VWEU], gelezen in samenhang met artikel 4, lid 3, [VEU] en artikel 4, leden 1 en 2, van de beschikking van de Europese Commissie van 25 september 2007, gelet op de punten 3.3 en 4.2 van de methode voor gestrande kosten aldus worden uitgelegd dat in het kader van de uitvoering van een staatssteunprogramma waarvan de Europese Commissie de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt heeft vastgesteld, bij de jaarlijkse aanpassing van de gestrande kosten van de tot een concern behorende producenten, wordt uitgegaan van de veronderstelling dat alleen beslissend is of de producent blijkens de bijlagen bij de door de Europese Commissie onderzochte rechtshandeling deel uitmaakt van het concern, of moet voor elk jaar waarin de gestrande kosten worden aangepast, worden nagegaan of de begunstigde van het staatssteunprogramma voor gestrande kosten in dat tijdvak daadwerkelijk deel uitmaakt van het concern waartoe ook de andere onder het steunprogramma vallende producenten behoren?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-119/05 Lucchini
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten