C-577/10, Commissie tegen België (vrij verrichten van diensten, Limosa-melding) , arrest van 19 december 2012

Contentverzamelaar

C-577/10, Commissie tegen België (vrij verrichten van diensten, Limosa-melding) , arrest van 19 december 2012

Signaleringsfiche
Arrest van 19 december 2012 in de zaak C-577/10, Commissie tegen België (vrij verrichten van diensten, Limosa-melding [1] )

Betrokken departementen
SZW, V&J, I&M, EZ 

Sleutelwoorden
Vrij verrichten van diensten – artikel 56 VWEU - Nationale regeling volgens welke op in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplichting tot voorafgaande melding rust (Limosa-melding) – belemmering - objectief gerechtvaardigd verschil in behandeling - dwingende vereisten van algemeen belang - voorkoming van fraude - bestrijding van oneerlijke mededinging - bescherming van zelfstandigen - evenredigheid.
 
Beleidsrelevantie

Deze uitspraak maakt duidelijk dat een voorafgaande meldingsplicht, voor zelfstandige dienstverrichters gevestigd in andere lidstaten en die in een andere lidstaat tijdelijk diensten willen verrichten, het vrij verrichten van diensten belemmert.   De meldingsplicht kon door België niet worden gerechtvaardigd en is daarmee in strijd met artikel 56 VWEU. Het Hof acht het wel denkbaar dat een lidstaat van in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige dienstverrichters die zich op zijn grondgebied begeven om aldaar een dienst te verrichten, kan verlangen dat hem een aantal specifieke gegevens wordt meegedeeld, maar slechts op voorwaarde dat mededeling van deze informatie gerechtvaardigd is uit hoofde van de nagestreefde doelstellingen. De bestrijding van fraude en voorkoming van misbruik zoals schijnzelfstandigheid en het tegengaan van oneerlijke concurrentie is weliswaar een dwingend vereiste van algemeen belang, maar een lidstaat mag niet zomaar in het algemeen (in casu vrij gedetailleerde) informatie vragen; zij moet aangeven in welk opzicht de verplichting tot voorafgaande gegevensverstrekking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van algemeen belang, waarop het zich beroept.
Overigens heeft dit arrest louter betrekking op zelfstandige dienstverrichters en niet op detachering van werknemers, zoals bedoeld in richtlijn 96/71/EG (detacheringsrichtlijn).

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In België is een registratiesysteem opgezet voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen gevestigd in andere lidstaten, die activiteiten in België gaan uitvoeren. Dit wordt het Limosasysteem genoemd. Zelfstandigen die niet in België gevestigd zijn moeten vóór de uitoefening van hun activiteit in België een Limosamelding doen. De informatie die via deze melding wordt ingezameld wordt met name voor de Belgische inspectiediensten toegankelijk gemaakt voor statistische en controledoeleinden.
De Europese Commissie heeft hierover een infractieprocedure tegen België aangespannen. Volgens de Commissie is de voorafgaande meldingsplicht discriminatoir, nu die plicht enkel zelfstandigen uit andere lidstaten treft. België beroept zich niet op één van de in artikel 52 VWEU genoemde rechtvaardigingsgronden. De meldingsplicht berust louter op een algemeen vermoeden van fraude. De Commissie acht de meldingsplicht niet gerechtvaardigd noch evenredig aan de door België gestelde doelen van algemeen belang.
België stelt dat de Commissie niet heeft aangetoond dat de meldingsplicht noodzakelijk noch evenredig is aan de door België gestelde doelen. De meldingsplicht is niet tijdrovend, gratis en er zijn bepaalde uitzonderingen op. Bovendien zijn er objectieve verschillen tussen (het toezicht op) dienstverrichters gevestigd in andere lidstaten en die in België zelf. België voert aan dat het a priori systeem noodzakelijk is voor het opsporen van fraude en ter bescherming van werknemers en zijn deze doelstellingen  rechtmatig.
Volgens het Hof is er sprake van een belemmering van het vrij verkeer van diensten. Er zijn sancties gesteld op het niet nakomen van de voorafgaande meldingsplicht. Deze formaliteiten kunnen het dus een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter moeilijker maken om in België diensten te verrichten. Anders dan België betoogt zijn de effecten van de meldingsplicht op de vrijheid van dienstverrichting niet onzeker of indirect.
Het Hof onderzoekt vervolgens of de meldingsplicht gerechtvaardigd kan worden. De bestrijding van fraude, met name sociale fraude, en voorkoming van misbruik, met name schijnzelfstandigheid en zwartwerk kunnen gelden als dwingende vereisten van algemeen belang (met het oog op het financiële evenwicht van socialezekerheidsstelsels, voorkomen oneerlijke concurrentie en sociale dumping en de bescherming van werkenden). Het Hof stelt bij de evenredigheidstoets vast dat de alternatieven van administratieve samenwerking in het kader van de Dienstenrichtlijn, het IMI en het EESSI-systeem die de Commissie heeft aangevoerd) niet de doorslag kunnen geven. Het Hof overweegt dat de meldingsplicht niet is beperkt tot die gevallen waarin reden is om te controleren of fiscale en sociale verplichtingen zijn nagekomen. België laat na overtuigend te motiveren waarom de algemene meldingsplicht voorafgaand aan de dienstverrichting, gerechtvaardigd is voor de verwezenlijking van de door haar genoemde doelstellingen van algemeen belang. De voorafgaande meldingsplicht is derhalve niet verenigbaar met artikel 56 VWEU.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau

Nederland kent geen meldingsplicht voor zelfstandigen uit andere lidstaten, zodat dit arrest op dat punt geen gevolgen heeft voor de Nederlandse situatie. De Kamer heeft echter wel herhaaldelijk aangedrongen op invoering van een systeem zoals Limosa in Nederland. Naar aanleiding van een verzoek van de Commissie ‘Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie’ van de Tweede Kamer (Commissie LURA) heeft de regering een analyse van Limosa gemaakt .
Uit de analyse komt naar voren dat Limosa voor Nederland interessante kanten heeft, maar ook gepaard gaat met invoeringskosten en administratieve lasten voor bedrijven. De Kamer is per brief op 14 januari 2013 geïnformeerd over de uitspraak van het Hof .   De Kamer is meegedeeld dat het kabinet in bredere zin beziet hoe de registratie van EU-burgers kan worden verbeterd. Er wordt momenteel onderhandeld over de Handhavingsrichtlijn. Daarbij wordt onder andere gesproken over de administratieve eisen die voorafgaand aan de werkzaamheden mogen worden gesteld aan de buitenlandse dienstverrichter die werkt met gedetacheerde werknemers uit een andere EU-lidstaat. Op het moment dat de Handhavingsrichtlijn is vastgesteld, zal het kabinet besluiten over de eventuele invoering van een nieuw registratiesysteem in Nederland.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de ministers van SZW, V&J, I&M en EZ.
Een vervolgfiche is niet nodig.

[1] Landenoverschrijdend Informatiesysteem ten behoeve van Migratieonderzoek bij de Sociale Administratie (Limosa).

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie