C-578/23 Ceska republika – Generalni financni reditelstvi

Contentverzamelaar

C-578/23 Ceska republika – Generalni financni reditelstvi

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 7 november 2023
Schriftelijke opmerkingen:                 24 december 2023

Trefwoorden: procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten

Onderwerp:  Artikel 28 en 31, lid 1, onder b), van richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten.

Feiten:

Verzoekers rechtsvoorganger heeft met IBM World Trade Europe/Middle East/Africa Corporation een overeenkomst gesloten krachtens welke ADIS is gecreëerd, het voornaamste informatietechnologiesysteem van de belastingadministratie in Tsjechië. Verzoeker, het Tsjechisch ministerie van Financiën heeft overeenkomstig de wet op de overheidsopdrachten een procedure ingeleid van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van opdracht, betreffende de voor ADIS vereiste basisservice na garantie. Verzoeker heeft in dit kader een dienstverleningsovereenkomst met een ondernemer gesloten. Verweerder, Úřad pro ochranu hospodářské soutěže, heeft vastgesteld dat verzoeker een overtreding heeft begaan omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van de wet op de overheidsopdrachten inzake de toepassing van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van opdracht. Verzoeker heeft namelijk niet aangetoond dat de overheidsopdracht om technische redenen uitsluitend aan de benaderde ondernemer kon worden toevertrouwd. Verzoeker heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt, en na het afwijzen hiervan beroep, en later cassatieberoep, ingesteld.

Overweging:

Artikel 32, lid 2, onder b), van deze richtlijn bepaalt dat een overheidsopdracht onder meer in het geval van uitsluitende rechten volgens een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een opdracht kan worden gegund als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat, en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de opdracht. Bij de verwijzende rechter is evenwel twijfel gerezen over de vraag of bij de beoordeling van deze materiële voorwaarde rekening moet worden gehouden met de feitelijke en juridische omstandigheden op het tijdstip waarop de aanbestedende dienst mogelijk een toestand van exclusiviteit in het leven heeft geroepen. In casu moet derhalve een antwoord worden gegeven op de vraag of verzoekers rechtsvoorganger bij het regelen van de auteursrechten in de aanvankelijke overeenkomst (in 1992) op verwijtbare wijze een toestand van exclusiviteit ten gunste van de genoemde ondernemer heeft gecreëerd. De verwijzende rechter merkt daarbij op dat niet kan worden ontkend dat destijds sprake was van een geheel andere praktijk inzake het sluiten van overeenkomsten die betrekking hebben op de auteursrechten ten aanzien van complexe systemen zoals ADIS.

Prejudiciële vragen:

Moet bij de beoordeling of is voldaan aan de materiële voorwaarde voor de toepassing van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van opdracht, met name of de aanbestedende dienst niet door zijn eigen gedrag een toestand van exclusiviteit in het leven heeft geroepen in de zin van artikel 31, lid 1, onder b), van richtlijn 2004/182 , rekening worden gehouden met de juridische en feitelijke omstandigheden ten tijde van de sluiting van de overeenkomst betreffende de aanvankelijke prestatie, die aanleiding heeft gegeven tot het plaatsen van vervolgopdrachten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:-

Specifiek beleidsterrein: EZK, BZK

Gerelateerde documenten