C-585/08 Peter Pammer tegen Reederei Karl Schlüter GmbH & Co. KG en C-144/09 Hotel Alpenhof GesmbH tegen Oliver Heller, arresten van 7 december 2010

Contentverzamelaar

C-585/08 Peter Pammer tegen Reederei Karl Schlüter GmbH & Co. KG en C-144/09 Hotel Alpenhof GesmbH tegen Oliver Heller, arresten van 7 december 2010

Signaleringsfiche
Arresten Hof van Justitie van 7 december 2010 in de gevoegde zaken C-585/08, Peter Pammer tegen Reederei Karl Schlüter GmbH & Co. KG en C-144/09, Hotel Alpenhof GesmbH tegen Oliver Heller.

Betrokken departementen
EL&I, V&J

Sleutelwoorden
Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 (‘Brussel I’ of ‘EEX–verordening’) Artikel 15, lid 1, sub c – Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten– Begrip activiteit‚ ‘gericht op’ lidstaat waar consument woonplaats heeft– Toegankelijkheid van internetsite

Beleidsrelevantie
De uitspraak is van belang voor elektronische handel binnen de interne markt. Bij grensoverschrijdende geschillen tussen ondernemers en consumenten wordt aan de hand van het begrip ‘gerichte activiteit’ de bevoegde rechter bepaald. Het begrip ‘gerichte activiteit’ wordt ook gebruikt in Verordening Rome I, die bepaald welk recht er van toepassing is bij grensoverschrijdende (consumenten)geschillen. Deze uitspraak maakt duidelijk dat er vóór het sluiten van de overeenkomst via internet aanwijzingen moeten zijn dat de ondernemer van plan was om met consumenten uit andere lidstaten handel te drijven en daarmee een overeenkomst te sluiten. Het gebruik van een website, zelfs wanneer daarop contactgegevens staan, is geen aanwijzing in deze zin. Een uitdrukkelijke vermelding van de ondernemer dat hij zijn diensten of goederen aanbiedt in één of meerdere met name genoemde lidstaten is dat wel. Ook minder duidelijke andere aanwijzingen kunnen echter het bewijs leveren op basis waarvan een nationale rechter kan concluderen dat sprake is van een activiteit ‘gericht op’ een bepaalde lidstaat. Het Hof noemt een niet-uitputtend aantal criteria, die, al dan niet in onderlinge samenhang bezien, dit bewijs kunnen leveren.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Oostenrijkse consument Pammer boekt op internet via een Duitse tussenpersoon een vrachtschipreis bij een Duitse rederij. De Duitse consument Heller huurt kamers bij Oostenrijks hotel Alpenhof d.m.v. e-mail. Het e-mailadres van het hotel staat op de hotel-website. Geen van beide diensten voldoet aan de gewekte verwachtingen. Pammer eist geld terug van de rederij. Heller weigert het hotel te betalen. De rederij en Heller betwisten de bevoegdheid van de door respectievelijk Pammer en het hotel aangezochte Oostenrijkse rechter en bepleiten de bevoegdheid van de Duitse rechter. De rederij voert aan geen activiteiten te verrichten in Oostenrijk en Heller beroept zich erop dat hij in Duitsland woont. De EEX-verordening bevat o.a. een regel die consumenten bijzondere bescherming biedt bij geschillen met ondernemers. Wanneer een ondernemer zijn ‘activiteiten richt’ op de lidstaat van een consument, mag hij die consument alleen in die lidstaat dagvaarden en kan hij door de consument gedagvaard worden in die lidstaat. De verwijzende rechter vraagt het Hof in dit kader aan welke criteria een ondernemer die zelf (of via een tussenpersoon) gebruik maakt van een website moet voldoen, wil er sprake zijn van een activiteit gericht op de lidstaat van een consument.
Het Hof overweegt dat het enkele gebruik van een website niet genoeg is om activiteiten op andere dan de eigen lidstaat te richten. Noch de vermelding van contactgegevens voldoet. Nodig is dat de ondernemer (zelf of door middel van een tussenpersoon) tot uitdrukking brengt zaken te willen doen met consumenten in andere lidstaten, bijvoorbeeld door dit expliciet aan te geven op de website. Het Hof geeft daarnaast een -niet-uitputtende- lijst van aanwijzingen, zoals: het internationale karakter van de activiteiten, routebeschrijvingen vanuit andere lidstaten naar de plaats waar de ondernemer is gevestigd, het gebruik van een andere taal of munteenheid dan die worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, het gebruik van een neutrale topleveldomeinnaam (zoals ‘.com’ of ‘.eu’) of een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is en de verwijzing naar een internationale clientèle die is samengesteld uit klanten die woonplaats hebben in verschillende lidstaten. Het Hof concludeert dat de Oostenrijkse rechter aan de hand van de gegeven criteria, eventueel in hun onderlinge samenhang beschouwd, moet nagaan of uit de website en de algemene activiteit van de rederij en zijn tussenpersoon respectievelijk Hotel Alpenhof blijkt dat zij de wil hadden om commerciële betrekkingen met Oostenrijkse of Duitse consumenten aan te knopen.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
Bij een geschil over een contract dat via internet is gesloten tussen een ondernemer en een consument uit twee verschillende lidstaten is het niet altijd duidelijk welke rechter in zo een geval bevoegd is en op grond van welk recht het geschil beoordeeld zou moeten worden. Daartoe moet worden bepaald of de ondernemer zijn activiteiten wel of niet heeft gericht op de lidstaat van de consument die met hem een overeenkomst is aangegaan. Voor zowel ondernemers als consumenten is rechtszekerheid hierover van belang. Uit deze uitspraak blijkt dat er vóór het sluiten van de overeenkomst aanwijzingen moeten zijn dat de ondernemer van plan was om met consumenten uit andere lidstaten handel te drijven en daarmee een overeenkomst te sluiten. Het Hof maakt duidelijk dat het slechts hebben van de website met daarop contactgegevens niet betekent dat een ondernemer wordt geacht zijn activiteiten te richten op een lidstaat. Daarvoor zijn meer aanwijzingen nodig. Het Hof noemt een niet-uitputtend aantal aanwijzingen, die, al dan niet in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk kunnen maken dat de activiteit van een ondernemer gericht is op een bepaalde lidstaat. Elementen als taalgebruik, internationale telefoonnnummers en gebruik van verschillende valuta, verwijzing naar internationale clientèle via het weergeven van getuigenissen, maar ook het gebruik van een bepaalde topleveldomeinnaam, kunnen (mede) bepalen of de ondernemer zich op bepaalde lidstaten heeft gericht.
De uitspraak geeft geen helder antwoord op de vraag of de aanwezigheid van één van bovengenoemde elementen op zichzelf al voldoende aanleiding kan zijn voor een nationale rechter uit een lidstaat van een consument om zich bevoegd te verklaren kennis te nemen van een geschil tussen de ondernemer en die consument. De ICER vindt het wenselijk dat in een eerstvolgende zaak die zich daarvoor leent bij het Hof op verduidelijking zal worden aangedrongen.

Voorstel van behandeling
De ICER stelt voor het arrest en het bijbehorende signaleringsfiche ter kennisneming te verzenden naar de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Veiligheid en Justitie. Met het verzoek aan deze laatste om het fiche door te geleiden aan de Raad voor de Rechtspraak. Een vervolgfiche is niet nodig.