C-587/24 VOX e.a.

Contentverzamelaar

C-587/24 VOX e.a.

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     14 november 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     31 december 2024

Trefwoorden: verduistering overheidsgeld, amnestie, onafhankelijkheid Catalonië

Onderwerp: 
-    Verdrag betreffende de Europese Unie: artikel 2, artikel 3, lid 2, en artikel 19, lid 1;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 83, lid 1, artikel 126, artikel 310, lid 6, en artikel 325;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 20;
-    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt: artikel 1, artikel 2, lid 1; artikel 3, lid 1; en artikel 4, lid 3 en lid 4, onder a), punt ii);
-    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF): artikel 2, lid 1.

Feiten:
De verwijzende rechter behandelt een strafprocedure tegen NQ, DL en MU. De eerste twee waren hooggeplaatste ambtenaren van de regionale regering in Catalonië. Zij waren werkzaam voor het departement dat bevoegd was voor het beheer van de verkiezingsprocessen, waar alle activiteiten ter voorbereiding en uitvoering van het voor 1 oktober 2017 geplande (illegale) referendum werden gecontroleerd door NQ. De ambtenaren worden beschuldigd van verduistering van overheidsgelden, en er wordt gevorderd om hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van ongeveer 750.000 euro aan de schatkist voor de veroorzaakte vermogensschade. Tegen deze achtergrond is er een nationale wet ‘LOA’ op 11 juni 2024 in werking getreden, waarin amnestie wordt verleend voor bepaalde ten laste gelegde gedragingen en strafbare feiten die zijn verricht in het kader van de twee referenda van Catalonië.

Overweging:
De verwijzende rechter wil weten of de nationale rechter kan beslissen of het verplicht is de in de LOA afgekondigde amnestie toe te passen op de bij hem aanhangige zaak, en bijgevolg te gelasten dat de procedure wordt beëindigd. De verwijzende rechter twijfelt of de LOA in strijd is met artikel 2 VEU, artikel 20 van het Handvest, artikel 325 VWEU en artikel 4, lid 2, van richtlijn 2017/1371. De voornaamste vraag is daarbij of de LOA strijd oplevert met het vereiste dat lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Unie niet worden geschaad. Deze belangen moeten krachtens artikel 325 VWEU op dezelfde manier beschermd worden als de eigen financiële belangen van lidstaten.

Prejudiciële vragen:
Eerste vraag: Brengt een regeling van een lidstaat van de Europese Unie, zoals de Spaanse organieke wet 1/2024, die, door amnestie te verlenen voor een reeks strafbare feiten inzake de wederrechtelijke toe-eigening van nationale overheidsgelden, de bescherming van de financiële belangen van de lidstaat zelf ondermijnt, noodzakelijkerwijs ook de financiële belangen van de Unie in de zin van artikel 325 VWEU in gevaar en is die regeling daarom in strijd met artikel 4, lid 3, van richtlijn 2017/1371? 

Tweede vraag: Kan de oneigenlijke aanwending van de eigen overheidsgelden uit de begroting van een autonome gemeenschap van een lidstaat met het oog op een – onwettig verklaarde – poging tot verkrijging van de onafhankelijkheid van die gemeenschap en de afscheiding van de staat waarvan zij deel uitmaakt, worden geacht de financiële belangen van de Europese Unie te schaden in de zin van artikel 2, lid 1, van richtlijn 2017/1371, gelet op het grote risico waaraan de territoriale integriteit van de Europese Unie en bijgevolg ook haar jaarlijkse begrotingen in het concrete geval zijn blootgesteld? 

Derde vraag: Indien wordt geoordeeld dat de financiële belangen van de Europese Unie niet worden geschaad door de oneigenlijke aanwending van de overheidsgelden van een autonome gemeenschap met het oog op de afscheiding van een deel van het grondgebied van een staat, is een amnestiewet als de organieke wet 1/2024, die degenen aan wie het beheer van overheidsgelden is toevertrouwd en die deze aanwenden voor onwettig verklaarde activiteiten van elke aansprakelijkheid ontheft, dan verenigbaar met artikel 325 VWEU, voor zover dat artikel de lidstaten verplicht doeltreffende afschrikkende maatregelen te nemen die effectieve bescherming kunnen bieden ter bestrijding van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, gezien de context en de omstandigheden waarin organieke wet 1/2024 is vastgesteld en gelet op het feit dat die wet een stelselmatig risico van straffeloosheid in de toekomst doet ontstaan in scenario’s die vergelijkbaar zijn met die waarin zij is vastgesteld?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-357/19, C-379/19, C-547/19, C-811/19 en C-840/19 Euro Box Promotion e.a.; C-107/23 PPU Lin.

Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV

Gerelateerde documenten