C-601/17
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 05 december 2017 Schriftelijke opmerkingen: 21 januari 2018 Trefwoorden: compensatie luchtpassagiers Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening); Feiten: Verzoekers hebben op www.opodo.de een vlucht geboekt van Hamburg, via Barcelona, naar Faro. Verweerster (Vueling Airlines SA) zou de vlucht op 20.07.2016 verzorgen. In de door Opodo Ltd. verstrekte boekingsbevestiging was als totaalprijs een bedrag van €1.108,88 vermeld. Dit bedrag werd op 30.11.2015 aan Opodo Ltd. overgeschreven. Verweerster ontving in het kader van deze boeking slechts €1.031,88 via een kredietkaart die als houder de verzoekers vermeldde (in werkelijkheid gaat het niet om een kredietkaart van de verzoekers). De vlucht heeft niet plaatsgevonden zoals gepland. Volgens verweerster werd zij vervroegd van 20.07.2016 naar 13.07.2016 en werden de passagiers hierover ingelicht. Verzoekers bestrijden dit echter. Verweerster heeft geen bewijzen aangedragen waaruit blijkt dat verzoekers een dergelijk bericht hebben ontvangen. Op 26.09.2016 heeft verweerster een bedrag van €1.031,88 teruggestort naar de kredietkaart waarmee zij was voldaan. In de onderhavige procedure verzoeken verzoekers om een compensatie overeenkomstig artikel 7 van de verordening alsook om terugbetaling van het ticket overeenkomstig artikel 8(1)a van de verordening ten belope van €1.108,88. Verweerster heeft het verzoek om compensatie volledig aanvaard en het verzoek om terugbetaling aanvaard ten belope van €1.031,88. Het geding betreft dus nog slechts een verzoek om terugbetaling van €77,- met betrekking waartoe partijen het eens zijn dat Opodo Ltd. dit bedrag heeft geïnd. Beide partijen bestrijden dat er van hun kant met Opodo Ltd. een afspraak over bemiddelingsvergoedingen was. Overweging: De beslissing hangt, wat het niet-aanvaarde gedeelte van het verzoek betreft, in casu af van de vraag of voor de ‘volledige terugbetaling van het ticket [...] overeenkomstig het bepaalde in artikel 7(3) tegen de prijs waarvoor het gekocht was’ in de zin van artikel 8(1)a van de verordening moet worden gekeken naar hetgeen de passagier betaalt als prijs voor de vlucht, dan wel naar hetgeen de luchtvaartmaatschappij in dat verband als prijs ontvangt. Aangezien het volgens partijen niet om een alleenstaand geval gaat, maar de praktijk van portalen voor de boeking van vliegtickets zoals Opodo er precies in bestaat dat zij hun bedrijfsmodel financieren met – niet openbaar gemaakte – toeslagen op de daadwerkelijk aan de betreffende luchtvaartmaatschappijen betaalde prijs, schorst de verwijzende rechter de behandeling van het geding en stelt hij het Hof de hieronder vermelde prejudiciële vraag. Prejudiciële vragen: Moet het begrip ‘volledige terugbetaling van het ticket [...] overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, tegen de prijs waarvoor het gekocht was’ in de zin van artikel 8, lid 1, onder a), van verordening nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat daarmee het bedrag is bedoeld dat de passagier voor het desbetreffende vliegtuigticket betaalt, dan wel dat moet worden gekeken naar het bedrag dat de verwerende luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk ontvangt, wanneer bij de boeking een bemiddelingsonderneming betrokken is die het verschil int tussen hetgeen de passagier betaalt en hetgeen de luchtvaartmaatschappij ontvangt, zonder dit evenwel openbaar te maken? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Sturgeon/Condor C-402/07; Sousa Rodríguez/Air France C-83/10; Specifiek beleidsterrein: IenW