C-605/23 Ati-19 

Contentverzamelaar

C-605/23 Ati-19 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    15 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     1 april 2024

Trefwoorden: BTW; rechterlijke toetsing; voorlopige tenuitvoerlegging

Onderwerp:

-             Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 273;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 47, eerste alinea, artikel 51, leden 1 en 2, en artikel 52, lid 1.

Feiten:

Verzoekende partij is eenmanszaak ‘Ati-19’. Verwerende partij is het hoofd van de afdeling Operationele activiteiten bij de belastingcontrole van Sofia. Op 3 augustus 2023 hebben belastingcontroleurs van de verwerende partij een belastingcontrole uitgevoerd bij Ati-19. Tijdens deze controle is geconstateerd dat er geen fiscale kassabon werd uitgegeven bij het kopen van goederen, voedingsmiddelen en dranken. Er was ook een verschil tussen de omzet van de dag die bleek uit het fiscale toestel, en wat er werkelijk aan contant geld gevonden werd. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt en een boetebeschikking uitgevaardigd. Tevens werd er een voorlopige tenuitvoerlegging uitgevaardigd van het verzegelen van de bedrijfsruimte Ati-19 heeft hier beroep tegen ingesteld.

Overweging:

Het tenuitvoerleggen van het besluit werd door het instellen van beroep door Ati-19 niet definitief. Desondanks is deze tenuitvoerlegging wel voorlopig uitgevoerd. De verwijzende rechter twijfelt over of de rechterlijke bescherming tegen de tenuitvoerlegging voorafgaand aan de uitspraak van de rechter, over de rechtmatigheid van het besluit, voldoende waarborgen biedt tegen willekeurige en onevenredige ingrepen in de activiteit van de onderneming, in het licht van artikel 47 Handvest. Deze vraagt speelt op bij de verwijzende rechter omdat de waarborgen van rechterlijke toetsing in de zin van artikel 273 van richtlijn 2006/112, welke in casu een rol speelt, alleen zien op de vraag of er schade is geleden.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 47, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling die bescherming biedt tegen de voorlopige tenuitvoerlegging van maatregelen van de nationale wetgever ter waarborging van het in artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde bedoelde belang, waarbij de omvang van de rechterlijke toetsing is beperkt tot de vraag of schade is geleden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-97/21 MV-98; C-47/87; C-94/00

Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV