C-615/24 Ambito territoriale di caccia Ancona 2

Contentverzamelaar

C-615/24 Ambito territoriale di caccia Ancona 2

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    26 november 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    12 januari 2025

Trefwoorden: de-minimis, schadevergoeding, staatssteun

Onderwerp: 
-    Verordening nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector: artikelen 3 en 6;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 107 en 108.

Feiten:
Verzoekende partij is een landbouwbedrijf, welke in 2014 schade heeft geleden aan de door hem verbouwde durumtarwe door wilde fauna. Er heeft een deskundigenonderzoek plaatsgevonden door ‘ATC’ en de schade is vastgesteld op 1000 euro. Het landbouwbedrijf ontving echter geen vergoeding en heeft daarom een vordering ingesteld bij de rechter. ATC stelt dat er een schending is van verordening 1408/2013 waarbij de de-minimisregeling is ingevoerd, omdat verzoekende partij verplicht zou zijn geweest om de reeds als steun ontvangen bedragen aan te geven bij het vergoedingsverzoek, terwijl dit niet gedaan is. Het landbouwbedrijf stelt dat het heeft gehandeld overeenkomstig de vormvoorschriften van de regionale verordening en het valt ATC te verwijten als de verordening niet is toegepast.

Overweging:
In de nationale verordening was niet bepaald dat het landbouwbedrijf een eigen verklaring moest overleggen als voorwaarde om de door wilde fauna veroorzaakte schade vergoed te krijgen. ATC heeft niet gecontroleerd of het landbouwbedrijf voldeed aan de voorwaarden voor de betaling van de gevraagde vergoeding. Volgens de verwijzende rechter lijkt verordening 1408/2013 in artikel 3 niet uitdrukkelijk te bepalen dat overlegging van een eigen verklaring bij de indiening van het verzoek door de verzoekende landbouwonderneming een van de voorwaarden voor de betaling van die steun is.

Prejudiciële vragen:
1) Moeten [artikel 3 en artikel 6, leden 1 en 2,] van verordening nr. 1408/2013, in onderlinge samenhang gelezen, aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een lidstaat kan voorzien in de verlening van de-minimissteun in de landbouw en deze steun in de eerste drie jaar na het opzetten van nationale databanken, althans totdat die databanken volledig en geactualiseerd zullen zijn, kan verlenen zonder specifieke verklaring van de verzoekende onderneming over de omvang en de aard van andere staatssteun die zij in de referentieperiode van drie boekjaren heeft ontvangen? 
2) Meer bepaald, is in het voornoemde tijdsbestek de overlegging van een eigen verklaring over eventuele bijdragen die in de drie voorafgaande jaren zijn ontvangen een onontbeerlijk vereiste om een verzoek tot schadevergoeding te kunnen indienen en voor staatssteun in aanmerking te komen, of kan die eigen verklaring rechtmatig ook pas in de controlefase worden overgelegd, en dus nadat de steun is ontvangen? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-561/19 Consorzio Italian Management e.a.

Specifiek beleidsterrein: EZ; LVVN

Gerelateerde documenten