C-616/21 Gmina L
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 29 december 2021 Schriftelijke opmerkingen: 15 februari 2022
Trefwoorden : btw-plichtig, gemeente, overheidstaken
Onderwerp :
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
Feiten:
De Gmina L. (gemeente) is een actieve btw-plichtige met een gecentraliseerde btw-boekhouding. Tegelijkertijd is zij een lokale overheid die haar eigen taken en allerlei door de nationale overheid gedelegeerde taken uitoefent. Met het programma voor de verwijdering van asbesthoudende producten geeft zij uitvoering aan de wettelijke taken van gemeenten en aan het door de regering vastgestelde „Programma voor de verwijdering van asbest in Polen voor de jaren 2009-2032.” De gemeente organiseert het project op basis van aanvragen van inwoners die asbest uit hun eigendommen willen laten verwijderen. Vervolgens selecteert zij de contractant die met de verwijdering van het asbest wordt belast overeenkomstig de Poolse wet inzake overheidsopdrachten. Daarna sluit zij met deze contractant een overeenkomst inzake het verlenen van diensten in de eigendommen van de inwoners die eerder een passende aanvraag bij het gemeentebestuur hebben ingediend. Na voltooiing van de diensten reikt de aldus geselecteerde contractant aan de gemeente een factuur uit met btw die wordt berekend over de overeengekomen vergoeding. Het volledige bedrag van deze vergoeding inclusief btw wordt door de gemeente met eigen middelen betaald. Vervolgens verzoekt de gemeente om terugbetaling van alle of een deel van de hiervoor gemaakte kosten door middel van een subsidie van het provinciale fonds voor milieubescherming en waterhuishouding te L. De gemeente heeft betoogd dat zij in het beschreven geval als overheidsorgaan in de zin van artikel 15, lid 6, van de btw-wet handelt. Als lokale overheid voert zij haar eigen taken uit en geeft zij uitvoering aan de genoemde regeringsprogramma’s. Zij financiert kosteloos de verwijdering van asbest uit de woningen van leden van de lokale gemeenschap en aan deze inwoners worden daarvoor geen lasten, heffingen, bijdragen of betalingen in rekening gebracht. Gelet op het voorgaande is de gemeente van mening dat zij niet btw-plichtig is. Bijgevolg heeft zij geen recht op aftrek van de voorbelasting die is opgenomen in de haar door de geselecteerde contractant uitgereikte facturen.
Overweging:
De verwijzende rechter wenst met name te vernemen of het begrip „werkzaamheden die door publiekrechtelijke lichamen als overheid worden verricht” in de zin van artikel 13, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG ook betrekking heeft op de hierboven genoemde werkzaamheden, die volledig worden gefinancierd met overheidsmiddelen en die door de gemeente worden verricht met het oog op de uitvoering van een programma voor verwijdering van asbest uit de particuliere onroerende goederen van haar inwoners. Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de basisvoorwaarde om een publiekrechtelijk lichaam uit te sluiten van de kring van btw-plichtigen erin bestaat dat cumulatief aan twee criteria is voldaan. In de eerste plaats moeten de werkzaamheden worden verricht door een publiekrechtelijk lichaam, en in de tweede plaats moeten deze werkzaamheden worden verricht door een orgaan dat in dat verband als overheid handelt. In de onderzochte zaak rijst twijfel over de vraag of de gemeente bij het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van het beschreven programma kan worden geacht als overheid te handelen binnen de grenzen van haar publiekrechtelijke bevoegdheden, dan wel of zij bij het verlenen van deze diensten aan haar inwoners een economische activiteit onder het juridische regime voor particuliere marktdeelnemers verricht. Subsidiair luidt de vraag of moet worden aangenomen dat de door de gemeente ten behoeve van de inwoners verrichte werkzaamheden in het kader van het asbestverwijderingsprogramma werkzaamheden van maatschappelijke en organisatorische aard zijn die door de gemeente niet als overheid maar in het algemeen belang worden verricht, zodat de gemeente niet als btw-plichtige in de zin van artikel 13, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG kan worden aangemerkt.
Prejudiciële vragen:
Moeten de bepalingen van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1, zoals gewijzigd) en in het bijzonder artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 1, ervan aldus worden uitgelegd dat een gemeente (overheid) als btw-plichtige moet worden aangemerkt voor zover zij uitvoering geeft aan een programma voor de verwijdering van asbest uit op haar grondgebied gelegen onroerende goederen die eigendom zijn van inwoners, die daarvoor geen kosten dragen? Of valt een dergelijke werkzaamheid onder het optreden van de gemeente als overheid ter vervulling van haar taken met het oog op de bescherming van de gezondheid en het leven van haar inwoners en de bescherming van het milieu, zodat zij niet als btw-plichtige kan worden aangemerkt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Comune di Carpaneto Piacentino e.a., (C-231/87 en C-129/88), Commissie/Ierland (C-358/97), Commissie/Verenigd Koninkrijk (C-359/97), Commissie/Frankrijk (C-276/97), Fazenda Pública (C-446/98), Commissie/Duitsland (C-287/00), Isle of Wight Council e.a. (C-288/07), (C ‑ 283/12), (C-174/14), Gemeente Borsele en Staatssecretaris van Financiën (C-520/14),
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal