C-619/24 Hauptzollamt Dusseldorf
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 22 november 2024 Schriftelijke opmerkingen: 8 januari 2025
Trefwoorden: sancties, douane, inbeslagneming, evenredigheidsbeginsel
Onderwerp: Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren: artikel 3 decies, leden 1 en 3.
Feiten: Verzoekende partij is ‘JG’, hij heeft de Russische nationaliteit en woont in Düsseldorf. Op 27 januari 2023 kocht hij in Rusland een tweedehands personenauto van het merk Mercedes van een andere staatsburger. Op 11 mei 2023 reed JG met de auto naar Polen. Van daaruit werd het voertuig op een aanhangwagen zonder kenteken naar Duitsland vervoerd, waar het in diezelfde maand bij de woonplaats van JB in Düsseldorf aankwam. Op 28 augustus 2023 gaf JG het voertuig bij de douaneautoriteit aan om in het vrije verkeer te brengen. De douaneautoriteit heeft het voertuig bij beschikking in beslag genomen en de douaneaangifte ongeldig verklaard omdat de invoer van het voertuig verboden was op grond van artikel 3 decies, lid 1, van verordening 833/2014 (betreffende de beperkende maatregelen).
Overweging: De verwijzende rechter vraagt zich af of artikel 3 decies, lid 1, van verordening 833/2014 moet worden uitgelegd dat het verbod op de invoer of de overdracht van de in bijlage XXI genoemde goederen alleen van toepassing is indien kan worden vastgesteld dat de betrokken goederen aanzienlijke inkomsten opleveren voor Rusland waarmee het acties kan opzetten die de situatie in Oekraïne destabiliseren. De verwijzende rechter stelt dat het vanwege de verschillende taalversies niet duidelijk is of het voor de toepassing van het verbod voldoende is dat de betrokken goederen in bijlage XXI zijn vermeld en van oorsprong uit Rusland komen. Daarnaast is het de vraag of het verbod op de invoer van een auto door een particulier passend en noodzakelijk is om de Russische mogelijkheden om de agressie tegen Oekraïne voort te zetten op effectieve wijze te dwarsbomen.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 3 decies, lid 1, van verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 229, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2022/576 van de Raad van 8 april 2022 (PB 2022, L 111, blz. 1), aldus worden uitgelegd dat het verbod op de invoer of de overdracht van de in bijlage XXI vermelde goederen alleen geldt indien kan worden vastgesteld dat de betrokken goederen aanzienlijke inkomsten opleveren voor Rusland waarmee het acties kan opzetten die de situatie in Oekraïne destabiliseren?
2. Ingeval de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord: Moet artikel 3 decies, lid 3 bis quinquies, van verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 229, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2023/2878 van de Raad van 18 december 2023 (PB L, 2023/2878 van 18 december 2023), aldus worden uitgelegd dat de krachtens deze bepaling toegestane registratie van voertuigen die zich op 19 december 2023 op het grondgebied van de Unie bevonden, ook geldt voor een motorvoertuig dat niet onder artikel 3 decies, lid 3 bis ter of lid 3 bis quater, van verordening (EU) nr. 833/2014 valt en waarvan de invoer in of de overdracht naar de Unie krachtens artikel 3 decies, lid 1, van verordening (EU) nr. 833/2014 verboden is, en dat de bevoegde douaneautoriteit het beslag van dit voertuig ondanks dit verbod moet opheffen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-479/99 CBA Computer; C-339/09 Skoma-Lux; C-170/04
Specifiek beleidsterrein: BZ; EZ; FIN-fiscaal
