C-631/17, SF tegen Inspecteur van de Belastingdienst, arrest van 8 mei 2019

Contentverzamelaar

C-631/17, SF tegen Inspecteur van de Belastingdienst, arrest van 8 mei 2019

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2019 in de zaak C-631/17, SF tegen Inspecteur van de Belastingdienst

 

Betrokken departementen

SZW, FIN en VWS

 

Sleutelwoorden

Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 11, lid 3, onder e) – Onderdaan van een lidstaat, werkzaam als zeevarende op een onder de vlag van een derde staat varend schip – Werkgever die in een andere lidstaat is gevestigd dan die waar de werknemer woonachtig is – Vaststelling van de toepasselijke wetgeving

 

Beleidsrelevantie

In dit arrest geeft het Hof uitleg over artikel 11, lid 3, onder e) van verordening 883/2004 inzake coördinatie sociale zekerheid. In deze verordening staan regels om te bepalen welke sociale zekerheidswetgeving van toepassing is als een werknemer in een andere lidstaat gaat werken (aanwijsregels). De hoofdregel daarbij is dat een persoon onder de sociale zekerheidswetgeving valt van de staat waar hij werkt. Artikel 11, lid 3, onder e) van de verordening is in zekere zin een vangnetbepaling en wijst de wetgeving van de woonstaat als de toepasselijke socialezekerheidswetgeving aan. Tot nu toe ging zowel het merendeel van de lidstaten als de Europese Commissie ervan uit dat deze bepaling alleen op economisch niet-actieve personen zag. Het Hof legt artikel 11, lid 3, onder e) van de verordening echter zo uit dat deze bepaling voor alle personen op wie de overige meer specifieke aanwijsregels niet van toepassing zijn, geldt.

 

Samenvatting van de feiten, redenering en dictum

SF is een Lets staatsburger. Hij woont in Letland, maar werkt voor een Nederlandse onderneming op een schip dat onder de vlag van de Bahama’s vaart, waarbij de werkzaamheden worden verricht op zee boven het Duitse continentale plat. De Nederlandse Belastingdienst heeft hem een aanslag voor premies volksverzekeringen opgelegd. SF vecht de aanslag aan. Volgens de verwijzende rechter heeft SF zijn werkzaamheden weliswaar niet op het grondgebied van een lidstaat van de Unie verricht, maar is er wel een voldoende nauwe aanknoping met het grondgebied van de Unie. Daarom is volgens deze rechter verordening 883/2004 van toepassing. Aan het Hof wordt gevraagd welke aanwijsregel van toepassing is op de situatie van SF, zodat duidelijk wordt of hij onder de wetgeving van de lidstaat waar hij woont (Letland) of die van de lidstaat waar de werkgever is gevestigd (Nederland) valt.

 

Het Hof wijst erop dat het al eerder heeft bepaald dat de enkele omstandigheid dat werkzaamheden buiten het grondgebied van de Europese Unie worden verricht, niet voldoende is om toepassing van de Verordening uit te sluiten, als de arbeidsverhouding een voldoende nauwe aanknoping met dat grondgebied heeft. Dit is met name het geval als een Unieburger in een lidstaat woont en voor een in een andere lidstaat gevestigde onderneming werkt. De verordening is daarom in casu van toepassing. Vervolgens concludeert het Hof dat geen van de andere aanwijsregels in de verordening van toepassing zijn op de situatie van SF. Daarom buigt het Hof zich over de vraag of artikel 11, lid 3, onder e) van de verordening van toepassing is. In een document van de Europese Commissie (“Explanatory Notes” bij de verordening) is gesteld dat deze bepaling alleen van toepassing is op personen die economisch niet-actief zijn. Volgens het Hof is deze restrictieve uitleg strijdig met de doelstelling van de verordening. Deze uitleg zou er namelijk toe kunnen leiden dat personen op wie de Verordening van toepassing is, geen sociale zekerheidsbescherming kunnen genieten. Personen zoals SF die onder de Verordening vallen, maar op wie de specifiekere aanwijsregels niet van toepassing zijn, vallen dus volgens het Hof onder de vangnetbepaling van artikel 11, lid 3, onder e) van verordening 883/2004. Volgens het Hof is de letterlijke tekst van de verordening leidend en niet de uitleg van de Commissie over de werking ervan. Hierdoor is in casu de sociale zekerheidswetgeving van Letland, de lidstaat waar SF woont, van toepassing.

 

Inventarisatie van de mogelijke effecten

Dit arrest biedt duidelijkheid over de toepassing van artikel 11, lid 3, onder e) van verordening 883/2004. Wanneer de andere aanwijsregels van de Verordening niet van toepassing zijn, wordt teruggevallen op deze vangnetbepaling die de sociale zekerheidswetgeving van de woonstaat als de toepasselijke aanwijst. Deze bepaling ziet op zowel personen die economisch actief als op personen die economisch niet-actief zijn. De uitvoeringsinstanties dienen met deze uitleg van artikel 11, lid 3, onder e) van de verordening rekening te houden bij het bepalen van de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving.

 

Voorstel voor behandeling

De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisgave aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.