C-631/23 Servoprax
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 18 december 2023 Schriftelijke opmerkingen: 4 februari 2023
Trefwoorden: gecombineerde nomenclatuur, stuwbanden
Onderwerp:
- Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief: Bijlage I;
- Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;
- Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;
- Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1602 van de Commissie van 11 oktober 2018 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;
- Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie: artikel 252;
- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek: artikel 12.
Feiten:
De verzoekende partij, Sevoprax, handelt in medische producten. Zij deed tussen 17 en 2019 in 13 gevallen aangifte bij de verwerende partij, Hauptzollamt Duisburg, van uit China ingevoerde stuwbanden onder GN-code 6307 90 98. Verweerder legde verzoekster op basis van haar aangiftes een invoerrecht op van 6,3 %. Verzoekster verzocht om terugbetaling hiervan en voerde aan dat de stuwbanden moesten worden ingedeeld onder GN-code 9018 90 84. Ze verwees daarbij naar een aanhangige beroepsprocedure, waarin zij eveneens op grond van de tariefindeling van de stuwbanden om terugbetaling van invoerrechten had verzocht. In deze procedure deelde de rechterlijke autoriteit de stuwbanden in onder GN-code 9018 90 84 en verplichtte terugbetaling van invoerrechten aan verzoekster. Verzoekster betoogt in haar huidige beroep dat de stuwbanden moeten worden ingedeeld onder GN-code 9018 90 84, omdat ze door artsen voor diagnosedoeleinden worden gebruikt. Verweerder brengt hiertegen in dat de stuwbanden op grond van de aan verzoekster afgegeven bindende tariefinlichting moeten worden ingedeeld onder GN-code 6307 90 98. Dit is reeds door de toelichtingen van de Commissie op de GN van 31 oktober 2017 bevestigd.
Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt of de stuwbanden moeten worden ingedeeld onder GN-code 9018 90 84. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen van die goederen, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. Indien de stuwbanden onder GN-code 9018 90 84 en niet onder GN-code 6307 90 98 moeten worden ingedeeld, is de vraag of artikel 252, tweede volzin, van gedelegeerde verordening 2015/2446 (hierna: GedVO-DWU) geldig is. De bindende tariefinlichting van 15 april 2016 is nog onder vigeur van artikel 12, lid 1, van verordening 2913/92 (hierna: CDW) aan verzoekster verstrekt. Het CDW is door artikel 286, lid 2, DWU pas met ingang van 1 mei 2016 (artikel 288, lid 2, DWU) ingetrokken. De verwijzende rechter betwijfelt of deze regeling van de Commissie inzake nog onder vigeur van artikel 12, lid 1, van verordening 2913/92 verstrekte bindende tariefinlichtingen van toepassing is en of de Commissie bevoegd was tot het vaststellen van artikel 252, tweede volzin, GedVO-DWU. Het is de verwijzende rechter tevens niet duidelijk op welke bevoegdheidsnorm de Commissie zich bij het vaststellen van de regeling van artikel 252, lid 2, GedVO-DWU zou hebben kunnen baseren.
Prejudiciële vragen:
1. Moet de gecombineerde nomenclatuur (GN) in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 (PB 1987, L 256, blz. 1) zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 (PB 2017, L 282, blz. 1) en zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/1602 van de Commissie van 11 oktober 2018 (PB 2018, L 273, blz. 1), aldus worden uitgelegd dat stuwbanden zoals in de beslissing nader beschreven, moeten worden ingedeeld onder GN-code 9018 90 84?
2. Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: is artikel 252, tweede volzin, van gedelegeerde verordening 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB 2015, L 343, blz.1) van toepassing?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-291/11 TNT Freight Management (Amsterdam); C-197/20 en C-216/20 KAHL; C-788/21 Global Gravity; C-91/15 Kawasaki Motors Europe; C-547/13; C-39/20 Jumbocarry Trading; C-427/12 Commissie/Parlement en Raad; C-696/15 P République Tchèque/Commissie.
Specifiek beleidsterrein: FIN