C-635/22 Assofrutti Rom
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 1 december 2022 Schriftelijke opmerkingen: 17 januari 2023
Trefwoorden: fruitgewassen, subsidie, aanbestedingsprocedure, plattelandsinvesteringen
Onderwerp:
• Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt
• Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad
• Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad
Feiten:
Op 24-11-2017 heeft verzoekster met verweerster Agenție pentru Finanțarea Investițiilor Rurale een overeenkomst gesloten voor de toekenning van een subsidie voor de aanleg van een hazelnootboomgaard en de aankoop van machines. Volgens deze overeenkomst zou de subsidie in vier tranches worden toegekend. De eerste drie tranches zijn aan verzoekster betaald. Verzoeksters verzoek tot betaling van de vierde tranche betrof kosten van plantgoed ten bedrage van 254 098,33 EUR. Dit verzoek is door de bevoegde autoriteit, het Regionaal centrum 5 West voor de financiering van plattelandsinvesteringen, Timișoara, afgewezen op grond dat de betrokken uitgaven niet subsidiabel waren omdat verzoekster CAC-materiaal had gebruikt zonder de aanbestedingsprocedure te doorlopen. Verzoekster stelt dat volgens het richtsnoer voor aanvragers en de betrokken subsidieovereenkomst het gebruik van CAC-materiaal voor hazelnootbomen is toegestaan. Aangezien deze overeenkomst voorziet in een systeem van betaling op basis van standaardkosten en bijdragen in natura, moet zij aldus worden uitgelegd dat de uitgaven voor CAC-materiaal op basis van deze kosten mogen worden vergoed. Verzoekster betoogt ook dat zij in haar eigen kwekerij geproduceerd teeltmateriaal heeft gebruikt en dat zij daarom geen aanbestedingsprocedure heeft gebruikt. Verweerders betogen dat verzoekster op grond van het PNDR 2014-2020, het richtsnoer voor aanvragers en de betrokken subsidieovereenkomst bij het gebruik van CAC-materiaal voor de aanleg van haar hazelnootboomgaard de aanbestedingsprocedure had moeten doorlopen.
Overweging:
De verwijzende rechter geeft aan dat de uitkomst van het hoofdgeding afhangt van de antwoorden die het Hof zal geven op de prejudiciële vragen. Met betrekking tot de eerste prejudiciële vraag stelt de verwijzende rechter vast dat richtlijn 2008/90 het vrije verkeer regelt van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen, met inbegrip van CAC-materiaal. Artikel 17, lid 1, van richtlijn 2008/90 bepaalt dat voor het in de handel brengen van teeltmateriaal geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden. Artikel 17, lid 2, van die richtlijn legt de lidstaten de negatieve verplichting op om voor het in de handel brengen van teeltmateriaal geen stringentere voorwaarden of andere beperkingen op te leggen dan die welke zijn vastgelegd in de richtlijn. Anders dan richtlijn 2008/90 bepaalt, staat de vijfde versie van het PNDR 2014-2020 het gebruik van CAC-materiaal slechts toe nadat de aanbestedingsprocedure is doorlopen. Daarom is het nuttig om na te gaan of deze aanvullende eis het vrije verkeer van CAC-teeltmateriaal al dan niet belemmert, met andere woorden of de nationale regel het recht om CAC-materiaal in de handel te brengen beperkt door het aan de aanbestedingsprocedure te onderwerpen. Met betrekking tot de tweede prejudiciële vraag merkt de verwijzende rechter op dat de algemene bepalingen van het Unierecht inzake het landbouwbeleid tot doel hebben de administratieve lasten voor de begunstigde te verminderen en de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren te verzekeren. In casu betoogt verzoekster echter dat dit vereiste om de aanbestedingsprocedure te doorlopen terwijl het materiaal in verzoeksters eigen kwekerij wordt geproduceerd, een extra last voor de begunstigde vormt, waarvan moet worden nagegaan of deze in overeenstemming is met de doelstellingen en beginselen van de Unie.
Prejudiciële vragen:
1) Kan artikel 17 van richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, aldus worden uitgelegd dat de lidstaten niet mogen eisen dat de openbare aanbestedingsprocedure wordt doorlopen voordat het [Conformitas Agraria Communitatis (CAC)] -materiaal in de handel wordt gebracht?
2) Kan artikel 4, [lid] 10, van verordening [nr.] 1303/2013 juncto artikel 39, [lid] 1, [onder] a) en b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in een situatie als die van de onderhavige zaak aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan het door het PNDR 2014-2020 (vijfde versie) opgelegde vereiste dat de openbare aanbestedingsprocedure wordt doorlopen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK, LNV